< Ga terug < Home |
Woutertje Pieterse Lezing 2009door Elsbeth EttyWaarom zijn kinderboeken vaak zo kinderachtig?Een pleidooi voor beesten met ballenOoit was ik een gelovige. Ik geloofde dat vieze vette padden in prinsen konden veranderen. Ik geloofde dat je door een wolf kon worden opgegeten en dan levend uit zijn maag tevoorschijn kon kruipen. Ik geloofde dat dieren konden praten en dat ze kleertjes droegen. Ik deed mijn hond een regenjas van mijn vader aan en oefende uren en uren woordjes met hem in de hoop dat hij zou gaan praten, net als Bolke de Beer. Maar, geachte luisteraars, ik kom hier van terug. Ik heb er spijt van dat ik dergelijke dingen van harte heb geloofd, spijt dat ik mijn hond heb geslagen omdat hij zijn huiswerk nooit deed, spijt dat ik mijn poes de echte parels van mijn oma heb omgehangen om haar mooi te maken. Mea Culpa, Mea Maxima Culpa. Ik maak daarom graag van deze gelegenheid gebruik om mijn
geloof officieel op te zeggen. “Ik herroep al mijn eerdere uitspraken over vieze
vette padden die prinsen worden en kleine meisjes die ongedeerd uit de
maag van boze wolven klauteren en erken in het verleden mijn kinderen en
mijn toehoorders op een dwaalspoor te hebben gebracht.” Het verschil tussen Andries Knevel - die onlangs
publiekelijk spijt betuigde over het feit dat hij zijn kinderen met zijn
geloof in sprookjes op een dwaalspoor heeft gebracht - en mij is dat ik
geen kinderen heb. Ik groeide op naast een boerderij waar ik leerde uit te kijken voor de ram, een stier was nog gevaarlijker, die liep niet eens los. Manlijke dieren, dat wist ik al voor ik kon lezen, herken je aan hun ballen. Ze zijn gevaarlijker dan vrouwtjes. Blijf bij ze uit de buurt, vooral als ze kleren aan hebben, want dan zijn het over het algemeen mensen met ballen en die moet je nog het meest van alles vrezen. Ja, ja al die leuke aangeklede gezellig keuvelende dieren uit kinderachtige kinderboeken: wat heb ik me over ze verbaasd, vooral als ze precies gingen doen zoals als het in de meeste mensengezinnen toeging. De vader stoer, dapper en avontuurlijk, de moeder tutten met hun ondeugende maar toch zeer snoezige kleine grut. Ik wist wel dat het er in de dierenwereld niet zo aan toeging, sterker: ik had al snel door dat de mensenwereld er in het echt ook heel anders uitzag. Nadat ik op mijn vijfde een kalfje geboren heb zien worden wist ik één ding zeker: dat nooit. Wat voor leuke kleertjes ze de arme gemartelde moederkoe ook zouden aantrekken, haar gigantische uiers die haar altijd in de weg zaten, konden er nooit of te nimmer mee worden weggemoffeld.. Moederkoeien zagen er afschrikwekkend uit . Ze leken op de uitgezakte moeders en oma’s die je overal zag en die er blijkbaar ook alleen toedienden om twee keer per dag aan hun uiers te worden getrokken. En dan de mannen van die uitgezakte vrouwen. Laat ik bij deze feestelijke gelegenheid niet onnodig beledigend worden, maar inmiddels is het toch wel algemeen bekend, zelfs bij onze christelijke minister van Jeugd en Gezin dat mannen, ook achter de voordeur van hun gezellige eengezinswoningen behoorlijk gevaarlijk kunnen zijn. Wat mij niet bevalt aan kinderachtige verhalen over aangeklede en pratende dieren, is dat dieren daarin allemaal menselijke eigenschappen toegedicht krijgen met uitsluiting van wreedheid en seksuele lust. Wreedheid en seks en vooral de combinatie van die twee moeten kennelijk voor kinderen verborgen blijven, evenals verdriet en dood. En ik heb nooit gesnapt waarom eigenlijk. Waarom wordt kinderen aan de lopende band kinderachtige onzin verteld? Waarschijnlijk om ze te behoeden voor het besef dat het leven nu eenmaal wreed ís en uiteindelijk draait om seks en dood. Mijn klacht over kinderachtige kinderboeken waarin
de echte geheimen van het leven worden verdoezeld heb ik jaren geleden al
eens geuit, waarmee ik de gramschap van gramschap Marcel Möring over mij
afriep. Dat was in 1997. Wij waren dat jaar beiden genomineerd voor de
AKO-literatuurprijs (ik met een biografie, hij met een roman) en in één
van de tv- programma’s die daaraan waren gewijd, reageerde hij geschokt op
mijn afkeer van verhalen over aangeklede en pratende dieren. Ik moet zeggen: hij had een punt. Natuurlijk moet een
literatuurcriticus weten wat een metafoor is, of een allegorie,
een pastiche of een satire. Ik zal dan ook heus niet over
Animal Farm van
George Orwell gaan beweren dat het een kinderachtig boek is omdat varkens
in het echt alleen maar kunnen knorren en in de modder wroeten. Toen de juf het op de kleuterschool het later nog
een keer probeerde en mij, net als mijn zusje, weigerde uit te leggen hoe
het mogelijk was dat Roodkapje levend uit die wolf kwam, ben ik er maar in
gaan geloven. In de wolf en de zeven geitjes gebeurde namelijk precies
hetzelfde en niet alleen mijn kleuterjuf, ook de sprookjesboeken, de
legpuzzels, de kleurplaten en de radio vertelden dit soort
verhalen. Op het moment dat ik me realiseerde dat het niet
waar was, voelde ik me vernederd. Ik vond mezelf stom dat ik me zo in de
maling had laten nemen, maar denk maar niet dat iemand daar ooit zijn
excuses voor heeft aangeboden. Ik vermoed dat mijn jeugdige scepsis ten aanzien
van sprookjes en andere ongeloofwaardige voortkwam uit het feit dat ik
nooit werd voorgelezen. Mijn ouders hadden daar geen tijd voor, met als
gevolg dat ik mijzelf ruim voor ik naar de lagere school ging lezen heb
geleerd. En van wat ik las, blijk ik achteraf dus helemaal niets te hebben
begrepen. Pas toen ik een jaar of veertien tien was en
Winnie-The-Pooh voor school in het Engels las,
zag ik er de lol en zelfs de schoonheid van in Niettemin is mijn
oorspronkelijke irritatie nooit helemaal verdwenen. Aan de door mij zonder begeleiding geconsumeerde
kinderboeken heb ik vooral de indruk overgehouden dat die boeken helemaal
niet voor kinderen bedoeld zijn, maar dat ze vooral gemaakt zijn om
volwassenen te vermaken. Op zich is dat goed, want als die volwassenen
zich bij het voorlezen vermaken, dan gaan ze misschien wel extra hun best
doen zodat zelfs het stomste verhaaltje nog spannend wordt. Omdat ik er tot voor kort van overtuigd was dat
mijn irritatie over kinderachtige, brave kinderboeken verklaard moet
worden uit nijd omdat ikzelf nooit gezellig ben voorgelezen, ben ik ter
voorbereiding van deze lezing maar eens te rade gegaan bij een kind aan
wie altijd verhaaltjes zijn verteld en dat iedere dag wordt
voorgelezen. Helaas ken ik Sjakie en de chocoladefabriek niet,
maar ik weet wel dat ik als puber Roald Dahls boeken voor
volwassenen verslonden heb, vooral Georgy Porgy uit Kiss
Kiss. Lezen, zélf lezen, je verliezen in verhalen, wordt in mijn herinnering pas leuk als je een jaar of acht, negen bent. In de categorie van acht tot 12 jaar zijn er ook altijd spannende boeken voorhanden geweest. Toen ik klein was, waren dat wél altijd boeken met stoere jongens en mannen in de hoofdrol. Stoere meisjesboeken bestonden niet, ze waren althans in mijn ouderlijk huis en in de Openbare Bibliotheek waar ik lid van was niet te vinden. Nadat ik Afkes tiental van Nienke van Hichtum (waarin een moeder met tien kinderen als heldin wordt voorgesteld) uit had, heb ik nooit meer een meisjesboek willen lezen. Daardoor heb ik Pippie Langkous gemist, toen ik haar het hardst nodig had. Achteraf is mijn kritiek op kinderboeken niet alleen de kinderachtigheid ervan maar ook hun rolbevestigende karakter. Maar misschien is het vastpinnen van meisjes op een traditionele vrouwenrol wel hetzelfde als kinderachtigheid. Kijk maar naar de bijbel en de Koran en vrijwel alle andere mythes en sprookjes. Ik weet ‘t, het klinkt allemaal ouderwets feministisch, maar daarmee is het nog niet minder waar. In sprookjes willen meisjes maar één ding: trouwen, desnoods met een vette pad, en vervolgens zonder seks, zoals de maagd Maria in de bijbel, kinderen krijgen. Trouwen, desnoods met een als prins vermomde pad, wordt voorgesteld als de enige manier om je te bevrijden van je verschrikkelijke moeder, die in sprookjes altijd stiefmoeder heet. Alweer zo’n doortrapte leugen: alsof echte moeders niet even akelig zijn als stiefmoeders en er net zo hard op uit om je te laten sloven, je naar bed te sturen, vieze dingen voor te schotelen en rare kleren aan te trekken. Nog veel saaier dan sprookjes vond ik als kind
zogenaamd realistische kinder boeken als Jip en Janneke of Saskia en
Jeroen van Jaap ter Haar. In die verhalen woonden kinderen altijd in
gezinnen met leuke vaders en moeders en was er niemand te vinden die de
pest had aan zijn eigen gezin. Als kind fantaseerde ik het liefst dat ik wees
was. Dat was mijn grote geheim, dat ik aan niemand durfde te vertellen .
In de enige verhalen over aangeklede dieren die ik snapte en leuk vond, de
Donald Duck, kwamen geen vaders en moeders voor, alleen maar gekke ooms
die dommer waren dan Kwik, Kwek en Kwak of Wolfje. In de Donald Duck
moesten de volwassenen de kinderen gehoorzamen en niet omgekeerd. In de
Donald Duck zijn de kleintjes serieus te nemen wezens die heel goed zonder
ouderlijke bemoeienissen kunnen functioneren. Ik weet dat ik van jongs af leven in gezinsverband verafschuwd heb, niet alleen bij mij thuis maar bij iedereen die ik kende. Overal waar ik kwam, kinderpartijtjes had of logeerde was het nog veel erger dan bij ons. Bij sommigen vriendinnetjes werd er gebeden voor en na het eten en als je dan in de lach schoot of alleen maar de simpele vraag stelde waarom ze zo vreemd deden, dan mocht ik er niet meer terugkomen. Blij toe trouwens, want, wat de ChristenUnie er tegenwoordig ook over beweert, die doorgekookte spruitjes van de christenen waren echt niet te eten. Hoe dan ook; ik vond Remy uit Alleen op de wereld, niet zielig, ik was vooral jaloers op hem. In mijn ogen kon je alleen maar avonturen beleven als je geen vader en moeder had. Als mijn ouders wel eens laat thuis kwamen, hoopte ik dat ze een auto ongeluk hadden gekregen en dood waren, maar ik snapte wel dat ik dat beter niet kon uitspreken. .Ik vermoedde dat ze mij dan voor gek zouden verklaren. Ik vond mezelf ook gek, omdat er niemand anders was, in geen enkel verhaaltje, sprookje, boek, kleurplaat of hoorspel die zijn ouders dood of op zijn minst ver weg wenste Had ik toen Pippie Langkous maar gekend.. Astrid Lingren schreef Pippi Langkous voor haar
tienjarige dochtertje en moet dus begrepen hebben dat – in weerwil van
alle kinderachtige kinderboeken en sprookjes - het verlangen naar
bandeloosheid een gangbare kinderfantasie is. Pippie is een steenrijk en
dus onafhankelijk meisje, dat zonder vader en moeder in een grote villa
woont met een paard en een aap. Haar vader is een zeeroverhoofdman die
nooit thuis is , haar moeder is dood. Ze trekt zich niets aan van wat
grote mensen vinden. Ze gaat volstrekt haar eigen gang en eet liever snoep
dan spruitjes. Tegenwoordig is er Harry Potter, daar zou ik misschien ook iets aan gehad hebben, al was het alleen maar omdat het verhaal zich op een kostschool afspeelt en er geen leugens in worden verteld. Er gebeuren weliswaar wonderen, door de onzichtbaarheidsmantel, maar een wonder is iets anders dan een leugen. Wonderen kun je ook zelf verzinnen. Astrid Lindgrén schreef: "Ik wil schrijven voor een publiek dat wonderen schept. Kinderen scheppen wonderen als ze lezen." En zo is het precies. Kinderen kunnen zelf wonderen scheppen wat iets anders is dan geloof hechten aan verzinsels waar ze zich niets bij kunnen voorstellen en waar hun fantasie alleen maar hopeloos op stuk loopt. Daarmee ben ik terug bij mijn stelling dat
verhalen over niet bestaande wezens, zoals dieren zonder ballen die je
vermoorden zonder dat je echt dood gaat , alleen maar interessant zijn
voor volwassenen die metaforisch kunnen lezen en de kinderachtigheid als
het ware kunnen overstijgen. Jaha, hoor ik nu alle mensen die heel erg van
kinderachtige kinderboeken en van de bijbel houden nu denken, maar je kunt
kinderen toch vertellen dat die verhalen niet waar zijn, je kunt ze toch
uitleggen dat dieren niet kunnen praten en dat Jezus niet echt uit de dood
is opgestaan? Het was Multatuli, die mij daar de ogen voor heeft geopend. Niet via Woutertje Pieterse, naar wie deze onvolprezen kinderboekenprijs is genoemd, nee het was Droogstoppel die mij de Andries Knevel in mij openbaarde. Met Batavus Droogstoppel, de nuchtere makelaar in
koffie, heb ik mij zeer verbonden gevoeld. Hij was de eerste met wie ik
mijn afschuw van de door iedereen bewierookte Annie M.G. Schmidt kon
delen. “Ik heb niets tegen verzen op-zichzelf. Wil men de
woorden in 't gelid zetten, goed! Maar zeg niets wat niet waar
is. ‘De lucht is guur, en 't is vier uur.’
Dit laat ik gelden, als het werkelyk guur en vier
uur is. Maar als 't kwartier voor drieën is, kan ik,
die myn woorden niet in 't gelid zet, zeggen: ‘de
lucht is guur, en 't is kwartier voor drieën.’
De verzenmaker is door de guurheid van den eersten regel
aan een vol uur gebonden. Het moet voor hem juist een,
twee uur, enz. wezen, of de lucht mag niet guur zyn.
Zeven en negen is
verboden door de maat. Daar gaat hy dan aan 't knoeien! Of het weęr moet
veranderd, ňf de tyd. Eén van beiden is dan gelogen. Enzovoorts en zo verder. Tja, te kijk gezet worden door Multatuli als een Droogstoppel – dat viel natuurlijk niet mee. Sindsien heb ik godzijdank veel bijgeleerd en ben ik een liefhebber geworden van sprookjes en van de versjes van Annie M.G. Schmidt. Niettemin heb ik nog altijd een zwak voor Droogstoppel, want net als Marcel Möring had de makelaar in koffie een punt. Ik denk dan ook dat óók dat Droogstoppel, evenals Woutertje Pieterse en Max Havelaar, een volwaardige afsplitsing was van Multatuli. Lees Multatuli’s kritiek op het geloof er maar eens op na en u hoort de stem van Droogstoppel. Lees Multatuli’s epigonen er op na als zij het geloof op de hak nemen, denk aan Karel van het Reve, Rudi Kousbroek, Maarten ’t Hart en u hoort nog altijd de stem van Droogstoppel. Ik ga afronden met een heel andere stem, namelijk
die van de jezuďet prof. dr. Eduard Kimman, die deze week in de Volkskrant
uitlegde hoe de door Andries Knevel veroorzaakte crisis onder
EO-christenen bestreden kan worden. Zijn oplossing is dat protestanten na
500 jaar eindelijk eens moeten ophouden protestants te zijn. Ze moeten
leren de bijbel niet letterlijk te nemen, omdat de schrift slechts een
verzameling losse teksten is, een poreus geheel en zeker geen gesloten
boek. “Die mensen”, aldus professor Kimman”, zien de poëzie van het eerste hoofdstuk van Genesis niet in. Katholieken zien die poëzie volgens hem wel, omdat zij geleerd hebben de schrift metaforisch op te vatten. “Als je dat niet doet, zegt hij, en zoals de protestanten Sola Scriptura roept , dan moet je ook je best doen om die tekst te begrijpen.” En dat is precies waarmee kinderen die zonder toelichting kinderboeken over pratende dieren, opgestane lijken lezen zichzelf opzadelen: ze proberen teksten te begrijpen die niet bedoeld zijn om te begrijpen en die domweg niet te begrijpen zijn. Mijn ideaal– ik zeg het er voor de zekerheid maar
even bij – is niet om zulke boeken van kinderen weg te houden, of ze te
verbieden zoals Geert Wilders met de Koran wil, maar om kinderen van hun
kinderachtige neiging om alles te geloven af te helpen alvorens hen te
confronteren met welke metafoor, fabel of parabel dan ook. En vertel ze dan alsjeblieft in één moeite door dat vette padden in het echt nooit mooie prinsen worden en dat meisjes alle reden hebben om bang te zijn voor grote boze wolven. Beesten met ballen, al dan niet verstopt in kleertjes verslinden meisjes met huid en haar als ze niet uitkijken. En wat ze je ook wijsmaken, niemand die daar zoals Roodkapje, weer heelhuids uit te voorschijn komt. Ik dank u voor uw aandacht. |