< Ga terug < Home |
11 april 2015Woutertje Pieterse Lezing 2015door Tamara BosGoedemiddag, dames en heren. Het is voor mij een buitengewoon genoegen en ook zeer eervol, en stiekem een beetje eng, om hier vanmiddag de Woutertje Pieterse Lezing 2015 te mogen geven. Ik realiseer me terdege hoe vreselijk het moet zijn voor de wachtende genomineerden hier in de zaal. Ze denken ongetwijfeld ‘Schiet een beetje op met die rottige lezing!’ En, zeer gewaardeerde collega’s, dat ga ik ook doen. Voor diegenen die mij niet kennen, mijn naam is Tamara Bos en ik ben schrijfster. Ik geloof in de kracht van goede verhalen, in welke vorm dan ook. Of het nou een liedtekst, een theaterstuk, een filmscenario of een kinderboek betreft; een goed verhaal kan je laten lachen, ontroeren, inzicht geven en zelfs je complete mindset veranderen. Verhalen zijn belangrijk. Ook om die reden zei ik ‘Ja’ toen ik gevraagd werd voor deze lezing, al was mijn eerste interne wijvige reactie ‘Oh nee! Dat kan ik niet’ geweest. Het viel trouwens inderdaad niet mee zo’n lezing schrijven. Ik denk dat ik in dezelfde tijd met gemak een aflevering Gooische vrouwen, de opzet voor een dramaserie had kunnen schrijven én een boekje over zwemles, niveau AVI-start dus zonder het gebruik van de woorden: bad, water en zwembroek. Goed. De Woutertje Pieterse Prijs. Er zijn mensen die zich hardop afvragen wat het nut is van het uitreiken van prijzen voor kunstuitingen als schilderijen, films en boeken, want ‘mijn slager krijgt toch ook geen prijs voor zijn dagelijks werk’. Los van het feit dat deze vergelijking niet opgaat, is hij ook pertinent onwaar. Bij mijn slager hangen diverse oorkondes van eerste en tweede prijzen aan de wand voor zijn overigens zeer geslaagde grillworst. Slagers verdienen soms een prijs, en dat geldt ook voor schrijvers van kinderboeken. Een van die prijzen is de Woutertje Pieterse Prijs. Woutertje Pieterse, een schepping van Multatuli, een romanfiguur, een kind nog, een dromerige jongen die met zijn liefde voor verhalen en zijn hang naar avontuur en fantasie in botsing komt met zijn kleinburgerlijke omgeving. Voor wie het nog niet wist of het vergeten was – ikzelf moest het even googelen - Woutertje verkocht zijn exemplaar van het Nieuwe Testament zodat hij de avonturenroman Glorioso kon bemachtigen. Multatuli kon het niet duidelijker stellen: de vrije geest van de fictie versus de verstikking en de beperking van de religie. Woutertje Pieterse geldt als het eerste echte kind in de literatuur, geen vormbare klomp klei die vooral opgevoed moet worden, maar een mens van vlees en bloed, met eigen gedachten en meningen. Multatuli laat de lezer vanuit Woutertjes perspectief naar de volwassen wereld kijken: vol kinderlijke gevoelens en verwondering over dat wat blijkbaar hoort of niet hoort in een burgerlijk milieu in de vroege negentiende eeuw. De Woutertje Pieterse Prijs is dan ook bedoeld voor boeken in de Nederlandse jeugd- en kinderliteratuur die, naast dat ze uitzonderlijk zijn in taal, inhoud en vormgeving, wars zijn van moralisme. Iets waar de jeugd- en kinderboekenliteratuur lange tijd vol van heeft gestaan ook na Multatuli (en misschien wel weer steeds voller mee komt te staan). Sinds de jaren vijftig van deze eeuw is de toon in kinderboeken daadwerkelijk veranderd, dankzij het burgerlijk verzet van schrijfsters als Mies Bouhuys en natuurlijk de koningin van het Nederlandse Kinderboek Annie M.G. Schmidt. Alle kinderen in Annie’s versjes en boeken zijn kinderen die leven volgens een vrolijke anarchie. Of het nou Dikkertje Dap is die buiten de openingstijden de giraffen staat te voeren of het obstinate jongetje uit het gedicht Ik ben lekker stout: Ik wil niet meer, ik wil niet meer! Ik wil geen handjes geven! Ik wil niet zeggen elke keer Jawel mevrouw, jawel meneer… Nee nooit meer van m’n leven! Ik hou mijn handen op m’n rug en ik zeg lekker niks terug! En dat in 1953. Valt u overigens iets op bij alle personages die ik tot nu toe genoemd heb? Nee? Het zijn jongens. Manlijke helden. Voor de mannen in het publiek niet meer dan normaal, en hoezo is dit een onderwerp? Voor de vrouwen eigenlijk ook heel normaal, want ook wij weten niet beter. Je maakt je als vrouw niet geliefd als je een man-vrouwkwestie als deze probeert aan te kaarten, want het is 2015 en die strijd is toch al lang gestreden? Ik maak er dan vast ook geen vrienden en vriendinnen mee, maar ik wil het toch even aankaarten. Als kind ben ik er al gewend aan geraakt om me te identificeren met manlijke helden – Donald Duck was duizend keer interessanter dan Katrien en hetzelfde gold voor de neefjes Kwik, Kwek en Kwak, die heel wat avontuurlijker waren dan Lizzy, Juultje en Babetje of hoe die tuttebolletjes ook mochten heten. Ik heb als tienjarige een brief geschreven naar Oom Donald met de vraag of Katrien iets minder bang en truttig kon zijn. Ik heb een standaardantwoord gekregen ‘Bedankt voor je brief!’, maar mijn schrijven heeft verder geen invloed gehad op de ontwikkeling van het personage Katrien Duck. Oké, je had natuurlijk de oerheldin Pipi Langkous en Floddertje en Janneke in Jip en Janneke, maar om je nou met die laatste te vereenzelvigen? Mijn moeder, moderne vrouw als ze was in de jaren zeventig, draaide niet voor niets de rollen om als ze me over dit tweetal voorlas. Jip werd Janneke en Janneke werd Jip. Met als gevolg dat Jip bang was voor muizen, spinnen en braaf luisterende naar wat moeder zei… Terwijl Janneke op het strand weigerde zich te laten insmeren met alle gevolgen vandien. Heel verfrissend. Want er zijn al veel minder meisjes aanwezig in boeken en films, en als ze er dan zijn, zijn het vaak ook nog braverikken… Het valt me op dat veel schrijfsters jongetjes in hun verhalen de hoofdrol laten spelen. Schrijvers doen dit ook, maar dat vind ik logisch, ze zijn zelf een jongetje geweest. Schrijvers die meisjes als hoofdpersonages opvoeren zijn er ook, maar ze doen het veel minder vaak dan andersom. Het resultaat: ontzettend veel jongens zijn de hoofdpersoon. Ook in de hedendaagse populaire reeksen. Natuurlijk, we hadden de aansprekende Rosa in de Hoe overleef ik…?-serie van Francine Oomen, maar dat weegt niet op tegen: Dolfje Weerwolfje, Dummie de Mummie, Mees Kees , Harry Potter, Het Leven van een Loser (Ja ja, voor meisjes is er nu ook Het dagboek van een Muts – sorry hoor). Dankzij het gemis in mijn eigen jeugd (en door mijn dochter die dit bovenstaande probleem ook al constateerde toen ze zes was) neem ik mezelf altijd voor om meisjes de hoofdpersoon te laten zijn in mijn verhalen. Het lukt niet altijd, soms moet ik er zelfs voor knokken. Tijdens het maakproces van de film Het paard van Sinterklaas is mij serieus de vraag gesteld door distributeur Warner Bros, of het niet mogelijk was om van mijn heldin Winky een jongetje te maken. Want… een jongetje in de hoofdrol genereert beduidend meer bezoekers voor je film. Mijn antwoord was ‘Nee, dat kan niet, en dat ga ik ook niet doen, want meisjes houden van paarden.’ Enig seksisme kan mij hier zeker verweten worden, maar soit. Als we ook nog bij typische meisjesthema’s jongens als hoofdpersoon gaan opvoeren, blijft er helemaal niks meer over. Winky bleef dus een meisje, met het gevolg dat één van mijn beste vriendinnen niet met haar zoontje naar de film is gegaan want ‘Hij vindt het niet leuk dat het over een meisje gaat.’ Een jongetje van zes hè? Nou vraag ik je? Wat dacht je van opvoeding? Van een gevarieerd aanbod? Voor zover er van een gevarieerd aanbod te spreken valt, natuurlijk. Distributeurs vragen niet voor niks om jongetjes in de hoofdrol. Een bij uitstek commerciële branche als de filmindustrie kan alleen bestaan bij hoge bezoekersaantallen. En films met jongens in de hoofdrol - een uitzondering als Achtste groepers huilen niet daargelaten - doen het beduidend beter. Hoe komt het toch dat de meeste jongens zich zo moeilijk met de andere sekse identificeren? Terwijl wij meisjes dat prima kunnen. Heeft het met gewenning te maken of misschien met het summiere aanbod van interessante vrouwelijke personages? Ik roep alle schrijvers van Nederland, of eigenlijk van de hele wereld (vrouw en man) op om vrouwelijke helden te creëren. Niet alleen objecten van jongensliefde gezegend met een prachtig uiterlijk, niet alleen zeurende schijterds of verzorgende verpleegsters, maar meisjes zoals meisjes kunnen zijn: grappig, temperamentvol en sterk, met naast angsten ook verlangens, passies en moed. Ik zag laatst op Netflix de Amerikaanse serie Orange is the new black en ik vond het een verademing om meer dan twintig verschillende vrouwelijke personages te zien, allemaal anders, van superstoer tot super vrouwelijk, van moedig en warm, tot krachtig en vals. Allemaal echte vrouwen zoals je ze kent. En ik dacht oprecht, dit heb ik nog nooit gezien. Het is verdomme 2015. U dacht dat we er al waren. Nee hoor, nog lang niet. En aangezien ik oprecht denk dat verhalen de wereld kunnen veranderen, meer goede verhalen met meisjes graag! Dan nu something completely different. Of eigenlijk helemaal niet. Een lijstje: GEEN VERHEERLIJKING VAN:
GEEN:
Wat dacht u toen ik begon met het voorlezen van dit lijstje? Richtlijnen voor boeken circulerend in vervlogen tijden? Of in landen ver ver hier vandaan? Gaandeweg de opsomming begreep u het waarschijnlijk. Dit is een lijstje dat op dit moment, in 2015 gehanteerd wordt, door educatieve uitgeverijen, hier in Nederland. Schrijfster Wieke van Oordt signaleerde dit probleem al in een artikel in Trouw in januari 2015. Er zijn scholen in Nederland die boeken weren (onder andere de hele Harry Potter-reeks). Van Oordt vond dat overigens het goed recht van deze scholen: haar vraag was of de politiek van deze verboden op de hoogte was en er dus mee akkoord gaan dat de Nederlandse overheid scholen financiert die boeken verbieden. Uit de vele reacties die ze op haar artikel kreeg, bleek dat veel mensen hier niet van op de hoogte waren en ook veel mensen er geen probleem in zagen. Dat zijn gewoon rare Christelijke scholen, laat ze lekker, was de teneur van de reacties. Maar boeken verbieden… Is vaak geen teken van beschaving. Ik geloof absoluut niet in het verbieden van boeken of wat dan ook. Ik heb mijn zoons ook lang geprobeerd te verbieden om 16+ schietspellen op de computer te doen – met als resultaat dat ze het uit mijn zicht bij vriendjes deden. Ikzelf mocht vroeger van mijn moderne hippe ouders niet naar de EO-serie Het kleine huis op de prairie kijken. Terwijl er werkelijk niks heerlijkers was dan opgaan in het ruige pioniersbestaan van die oerbrave Laura Ingalls en haar knappe Christelijke vader. Ondanks het verbod heb ik heel van die afleveringen gezien… en ik ben er niet gelovig van geworden. Verbieden is raar, maar een lijstje met verboden onderwerpen aan schrijvers geven, gaat nog een stapje verder. De educatieve uitgeverijen, we hebben er een paar in Nederland, zitten letterlijk in de tang van de strenge en minder strenge Christelijke scholen. Het ontwikkelen van schoolmethodes is duur, ontzettend duur, het is dan ook noodzakelijk dat zoveel mogelijk scholen, dus ook die uit de Bible Belt jouw boeken afnemen. Met als gevolg dat we het niet willen hebben over kermis en heksen, maar stiekem ook niet over seksualiteit, echtscheiding… en zo zijn er nog meer onderwerpen een no-go-area. De Christelijke scholen bepalen de markt en zie als een verlichte openbare basisschool in de Randstad maar eens een methode te vinden die schijt heeft aan dit lijstje. Ik werk graag voor educatieve uitgeverijen en heb het ook vaak gedaan – een goed en grappig verhaal op AVI-niveau schrijven vind ik een leuk werkje - dat AVI-niveau! ook nog zo’n onderwerp – nou ja een andere keer-, maar ik vind deze censuur, ook als het om lesmethodes gaat, heel erg lastig en gevaarlijk. School en onderwijs staan voor mij voor verlichting, het overbrengen van kennis en het stimuleren van begrip en niet voor schoolboeken die een schijnwereld voorspiegelen die weinig met het echte leven te maken heeft. In plaats van kinderen een breed aanbod te geven, hen te leren zelf na te denken, en zich open te stellen voor een tolerante wereld – iets waar we in het grootste deel van Nederland toch voor staan – beperken we en sluiten we uit. Geen teksten over mensen die in kabouters geloven, geen gescheiden ouders, geen homoseksuele buurman. Laat Annie en Multatuli het maar niet horen. Moeten wij schrijvers hier trouwens akkoord mee gaan? Is onze taak niet: het duiden van de wereld? Het leven inzichtelijker maken? Het stellen van vragen? En het zoeken naar antwoorden op die vragen? En kunnen we daar censuur bij tolereren? Wij schrijvers hebben een belangrijke taak. Zeker als we voor kinderen schrijven. Al wordt er uit de volwassen schrijfwereld soms neerbuigend op schrijvers van kinderboeken neergekeken - ik geef toe er zijn ook veel minder BN-ers die een volwassen roman publiceren, dus misschien is een kinderboek inderdaad ook wel véél makkelijker-, wij weten wel beter. Niets is mooier dan kinderen hun eerste, nieuwe, levens-veranderende ervaringen te geven met verhalen… Ik heb Nederlandse taal- en letterkunde gestudeerd, en heel veel boeken gelezen in mijn leven – maar als ik denk aan de boeken die het meest indruk hebben gemaakt zijn dat De Gebroeders Leeuwenhart van Astrid Lindgren, De fantastische meneer Vos van Roald Dahl, maar ook Krabat, meester van de Zwarte Molen van Preussler, Kruistocht in spijkerbroek van Thea Beckman, Brief voor de Koning van Tonke Dragt, Pjotr van Terlouw en ga zo maar door. Het schrijven voor kinderen is buitengewoon eervol, belangrijk en verantwoordelijkheid dragend werk… Dat geldt niet alleen voor boeken, maar zeker ook voor het schrijven voor jeugdtheater en jeugddrama voor film of televisie. Het doet er echt toe wat je maakt en daarom vind ik het zo jammer dat de macht van de getallen steeds meer op alle fronten lijkt te zegevieren. Het Nederlandse jeugdtheater, ooit op eenzame hoogte wereldwijd, vernieuwend, vooruitstrevend, uitzonderlijk in zijn authenticiteit, is de afgelopen jaren langzamerhand de nek omgedraaid. Met als gevolg dat het aanbod steeds schraler wordt. Zeker in het ongesubsidieerde segment boeken theaters het liefst voorstellingen naar titels die we al kennen…: Het Zandkasteel, Sam de Brandweerman, Zo wa-wa-wa-waanzinnig gedroomd, maar ook Minoes en Wiplala. Meer van het zelfde… Bij de Nederlandse jeugdfilm is dit al lang het geval. Liever een verfilming van een bekend boek, dan een film gebaseerd op een origineel script, maar de laatste tijd is er gelukkig ook meer oog voor oorspronkelijke films. En dat is een goede zaak. Niks tegen boekverfilmingen, hoor. Sterker nog, de verfilmingen van Abeltje en Minoes, maar ook Pietje Bell en Kruimeltje hebben einde vorige eeuw de markt op het gebied van familie-films opengebroken met een reeks zeer geslaagde en succesvolle boekverfilmingen tot gevolg. Onze filmindustrie mag de vaderlandse kinderboekenschrijvers wel dankbaar zijn. Wist u trouwens dat de Nederlandse jeugdfilm het ontzettend goed doet? Zowel qua bezoekersaantallen in eigen land als op festivals over de hele wereld. De Zweden, de Denen en de Noren, die met hun jeugddrama ooit ons voorbeeld waren nodigen ons nu uit om te komen vertellen over het geheim van de Nederlandse jeugdfilm. Ik denk dat het geheim zit in de geschiedenis van onze jeugdliteratuur – misschien wel begonnen bij Woutertje Pieterse en Kees de Jongen en De gelukkige klas. Vanuit die traditie ontwikkelden onze schrijvers een fijn oog voor de kinderlijke blik op de wereld. Kinderen en hun levensproblemen staan vrijwel altijd centraal in de Nederlandse jeugdfilms. We staan letterlijk in de schoenen van een kind en zien de wereld door zijn of haar ogen. Zowel de boekverfilmingen als de originele films winnen prijzen op festivals van Teheran tot Tokyo en van New York tot aan Berlijn. Helaas doen de originele films het nog steeds veel minder goed qua bezoekersaantallen dan de boekverfilmingen. Sommige bekende titels halen fluitend de 800.000 bezoekers, terwijl andere minder bekende amper aan de 30.000 komen. Niet dat het slechte films zijn, vaak het tegenovergestelde – maar marketing (reeksen, het creëren van een merk) zijn allesbepalend. Ik vond de marketingkwestie in de filmbranche altijd al lastig, maar dat het nu in de boekhandel ook zo bon ton is… Ik snap het wel: iedereen heeft moeite om zich staande te houden in deze tijd van intellectuele verschraling. Dat uitgevers en boekwinkels veel willen en moeten verkopen – dat begrijp ik… En dat er schrijvers zijn die graag een open sportautootje willen rijden, snap ik ook. Natuurlijk moeten schrijvers kunnen leven en we hoeven heus niet in de goot te gaan liggen en blij te zijn met de eer – maar om ons talent in te zetten om louter kassa’s te laten rinkelen – onze karakters te laten gebruiken voor t-shirts – mokken – paraplu's – theemutsen – deel 11, 12 en 13? Ik weet het niet. Ik moet ook altijd aan die bomen denken. Aan die bomen die gerooid moeten worden om mijn boek te laten drukken. En dan denk ik is het ‘t waard? Wat voegt dit toe aan de wereld? Edward van de Vendel uitte deze kritiek al in zijn roemruchte Woutertje Pieterse Lezing 2012. Hij noemde het ‘armoedig als makers en uitgevers kiezen voor boeken die enkel vanuit marktdenken zijn gestart.’ In diezelfde lezing wees hij er op dat de kinderboeken waar volwassen jury's voor gaan bijna nooit de boeken zijn die kinderen zouden kiezen. Ook in filmland is er bij de keuze voor ‘de beste kinderfilm’ vaak een discrepantie tussen de volwassen jury en de kinderjury. Slechts zeer zelden bekronen de kinderen dezelfde film als de volwassenen. Maar is dat erg? Mijn vader Burny Bos zegt altijd kinderen zijn dol op patat, maar dat wil niet zeggen dat je ze dat elke dag moet geven. We vinden het niet meer dan normaal om ze ook eens een stukje broccoli te serveren, olijven, een quiche met prei of een stukje grillworst van de slager. Door verschillende gerechten te eten, ontwikkel je smaak. En misschien lust je iets niet meteen, als je het nooit krijgt aangeboden kan je het ook niet leren waarderen. Is mijn zeventienjarige dochter taalgevoelig en heeft ze daarom het complete oeuvre van Joke van Leeuwen gelezen? Of is ze door dat oeuvre zo taalgevoelig geworden? Feit is dat de juf op de basisschool het werk van Joke van Leeuwen niet kende en geen enkel kind in de klas, maar dat ze allemaal genoten van de spreekbeurt over Kweenie en dat mijn dochter haar boeken van Joke van Leeuwen na dit boekverslag veelvuldig heeft uitgeleend. Wat de boer niet ken, vreet ie niet. En daarom moet je zorgen dat de boer dingen kent. Ik geef het toe, ook ik gaf mijn weinig lezende jongste zoon alle delen van Het leven van een Loser, maar getriggerd door het met een gouden griffel bekroonde Spinder, kocht ik ook dat boek voor hem en hij vond het prachtig.‘Daar moet je een film van maken mam,’ zei hij. Had zeker gekund, maar een ander was me voor. Natuurlijk is het heerlijk om herkenbare personages te hebben, om een negende deel over Dolfje of je geliefde Rosa te lezen. Je kent ze, en je wil er meer van. Hartstikke mooi. Juist omdat er al zoveel succesvolle reeksen zijn, verdient het eruit springende individu een prijs, het pareltje dat in de door marketing gedomineerde wereld ten onder dreigt te gaan. En het fijne van zo’n bekroning is dat wij ouders op dit boek geattendeerd worden, net als die oorkonde bij mijn slager mij wees op die overheerlijke grillworst. Ik ben blij dat de Woutertje Pieterse Prijs bestaat. Soms toegekend aan minder toegankelijke boeken; het mespuntje kaviaar, dat we slechts sporadisch tot ons nemen, maar onze smaakpapillen wel tot uitzinnige vreugde weet brengen. De Woutertje Pieterse Prijs (ook de nominaties en eervolle vermeldingen) is een beloning voor de schrijvers, maar vooral ook voor de uitgevers die hun nek durven uit te steken, juist in deze tijd waarin verkoopcijfers en geld allesbepalend lijken zijn. Gewoon omdat ze vinden dat een verhaal echt verteld moet worden. En dat is een goed verhaal. Hartelijk dank voor uw aandacht. |