< Alle lessuggesties


U kunt deze pagina direct afdrukken of een PDF-bestand downloaden.

door Lieke van Duin en Jos van Hest

Broere

Bart Moeyaert, 2000

> Boek    terug naar boven

Verrukkelijke bundel verhalen met autobiografische trekken uit de jeugd van Bart Moeyaert, de jongste van zeven broers. De broers trekken veel gezamenlijk op, en halen ouderwets spannend kattenkwaad uit. Omdat geen van de broers in de verhalen een naam heeft, ze zich veelal uniform gedragen, en het gezin veilig, hecht, warm en harmonisch oogt, zouden ze gemakkelijk als een amorfe, homogene eenheid kunnen overkomen. Dat gebeurt niet. Steeds is de ene broer net iets handiger, sneller, wraakzuchtiger of leidinggevender dan de ander. De ondertitel wijst daar op: De oudste, de stilste, de echtste, de verste, de liefste, de snelste en ik.

Eén keer zijn de broers wel één geheel, maar dan ook expliciet: Mijn broer zei dat we samen sterk waren, en dat was prettig om te horen. Niemand voelde zich een held in z’n eentje. Ons vlees groeide ter plekke aan elkaar, zodat we op den duur als één broer onder de tafel zaten, en met ingehouden adem het donker in tuurden.

Opmerkelijk is dat de ik-figuur er vaak buiten staat omdat hij de jongste is (hij wordt zeven in het boek), tegen de anderen opkijkt, en graag wil kunnen wat zij ook kunnen. Tss, deden ze allemaal tegelijk, om me het gevoel te geven dat ik nog veel moest leren, heel veel zelfs, eigenlijk nog alles. Maar omdat hij onbevangener is, slaat hij soms toch de spijker op zijn kop, bijvoorbeeld als hij zegt dat de zeilboot die ze met z’n allen gekocht hebben van hun zakgeld, eigenlijk maar klein is. De broers, die zich al zeebonken voelen, zijn verontwaardigd en hij mag er niet in. De broers stappen in het bootje. Prompt zinkt het en gaan ze alle zes kopje onder. Geen sterker bewijs dat de jongste gelijk had, maar Moeyaert verspilt geen woord aan het genieten van dit gelijk-hebben: dat mag de lezer in zijn vuistje doen. Moeyaert beschrijft het zinken impliciet: Ik stond op de oever en zag hoe het water over de rand van de boot gulpte, als iemand zich durfde te bewegen. Toen leek het ineens of mijn broers op een baksteen waren gaan zitten. Omkijken had geen zin, want er was geen weg terug. De enige weg die er was ging naar beneden. Einde verhaal. Die impliciete manier van schrijven, die van de lezer vergt om tussen de regels door te lezen, komt door het hele boek voor.

Het is geen makkelijk genre, het autobiografische verhaal. Vaak gaat een auteur zich te buiten aan details die voor de lezer niet interessant zijn. Bij Moeyaert is hiervan geen sprake: hij houdt afstand tot het werkelijk gebeurde, geeft vorm, stroomlijnt, stileert, laat het ontroerende van de voorvallen zien. De gebeurtenissen zijn op zich niet bijzonder en in sommige verhalen gebeurt er weinig. Het is de stijl van de auteur die ze bijzonder maakt: droog, met een weldadig milde ironie, en vaak in prachtig beeldende, suggestieve zinnen en zonder een greintje sentiment of barokke overdaad: Af en toe viel er een vloek in de la.

De versie van Broere die nu in de Schatkist-serie wordt heruitgegeven, bevat elf verhalen meer dan de versie die de Woutertje Pieterse Prijs heeft gekregen. De toegevoegde verhalen zijn vergelijkbaar met de oorspronkelijke, maar niet altijd even eenvoudig.

> Leeftijd en (voor-)lezen    terug naar boven

In het juryrapport van de Woutertje Pieterse Prijs staat:

Het gaat hier bij uitstek om een boek dat de grens tussen jeugd- en volwassen literatuur verkent, en dat minstens zozeer door oudere lezers kan worden genoten als door hun kinderen. Misschien is zelfs een rijpere leeftijd een voordeel bij de appreciatie, omdat de wijze waarop hier wordt teruggeblikt op iemands jeugd getuigt van een visie op de eigen kindertijd, een vermogen tot interpretatie en reflectie.

Hier kunnen wij stelliger over zijn: het zal vooral door oudere lezers worden genoten. Een vermogen tot interpretatie van en reflectie op de eigen kindertijd is voorwaarde om ten volle van het boek te kunnen genieten. Twaalf jaar is absoluut een ondergrens. Het is natuurlijk nooit uit te sluiten dat jongere kinderen er ook van genieten, maar dan zal de subtiele ironie hen ontgaan. De ik-figuur is dan wel een kind van zes, zeven jaar, maar het perspectief is duidelijk dat van een volwassene die zich verplaatst in dat jonge kind. Zinnen als Ze zei het alsof ze het schuim van een pils zag neerslaan en Het was een kwestie van hypnose, wijzen daarop. Omdat de verhalen daardoor een hoge intensiteit van lezen vergen, zijn ze vooral geschikt voor havo en vwo. Er zijn verhalen die meer beschouwend zijn en verhalen waar actie in zit. De laatstgenoemde zullen ook op het vmbo aanslaan. Hieronder wordt dit apart aangegeven.

Het boek laat zich uitstekend per verhaal voorlezen. De meeste zijn geschikt, zoals:

Aangeboren 12+
Peerdekadoes 12+ (ook vmbo)
Als we maar gezond zijn 12+
Juffrouw Stevens 14+
Zwembad 12+ (ook vmbo)
De koning is geweest 12+
Overval 12+
Straf 12+ (ook vmbo)
Dikke Mène 14+ (ook vmbo) (licht erotische beelden)
Stilstand 12+ (ook vmbo) (gruwelijk verhaal over een kinderlijk wrede manier van omgaan met dieren, dat vragen zal oproepen)
Memee 12+
De enige weg 12+ (ook vmbo)
Geduld 12+ (ook vmbo)
Vuur 12+ (ook vmbo)
Achterbank 12+
Sprot en darmen 12+
Verlies 12+
Het beest 12+
Het warme meisje 14+
Zwerm12+
Hunderd12+, ook vmbo

> Groepsgesprek    terug naar boven

Een goede manier om een kinderboek als geheel klassikaal te bespreken is door Aidan Chambers ontwikkeld. Chambers is een Engelse kinderboekenschrijver die in 2002 de Hans Christian Andersenprijs kreeg. Maar hij is ook een specialist in leesbevordering en beschrijft deze aanpak, ontstaan in de praktijk van de basisschool, in zijn boeken Vertel eens en De leesomgeving (Biblion 2001). De werkwijze is te gebruiken in de hele basisschool, op het vmbo en in de onderbouw havo/vwo.

De ‘Vertel eens’-aanpak komt erop neer dat de groep in ongeveer drie kwartier over een boek praat naar aanleiding van vragen die u als leerkracht stelt. Chambers stelt de volgende basisvragen voor, die meestal veel reactie ontlokken:

  1. Wat vind je leuk aan het boek?
  2. Wat vind je niet leuk aan het boek?
  3. Wat vind je moeilijk?
  4. Zie je ook bepaalde patronen die zich herhalen?

De antwoorden van de leerlingen op deze vragen zet u in steekwoorden op het bord.

De drie eerste vragen vormen een inleiding tot de laatste vraag, die het belangrijkst is: het is de vraag naar bepaalde patronen of stramienen in het boek. Door op die patronen te letten, leren leerlingen beter kijken, luisteren en lezen. Dan kunnen ze nog meer genieten van een boek. Als ze daar eenmaal mee geoefend hebben, begrijpen ze het gauw genoeg: zo is er bij sprookjes vaak sprake van drie opdrachten of drie wensen, bij een stapelverhaal komt er steeds een zin bij en een jeugdroman is vaak een queeste, een zoektocht vol struikelblokken naar volwassenheid. De patronen kunnen zitten in de dingen die de leerlingen leuk vinden, niet leuk en/of moeilijk.

Voorbeelden uit Broere: de broers worden nooit met hun naam genoemd, maar hebben allemaal iets speciaals; de verhalen worden consequent verteld door een ik-figuur die zes, zeven jaar is, maar vanuit het vermogen tot reflectie en interpretatie van de volwassene die terugblikt op die leeftijd; de verhalen gaan over gewone dingen, maar de manier van schrijven maakt ze bijzonder; het zijn losse verhalen, maar wel met samenhang en chronologie; de manier van vertellen is sterk impliciet: zelden wordt iets uitgelegd, de lezer moet door goed lezen zelf zijn / haar conclusies trekken, zoals uit de zin: Er groeiden gele wolken om ons heen in het verhaal Zwembad.

Zodra de leerlingen doorhebben dat dát nu patronen of stramienen zijn, gaan ze die in andere boeken ook herkennen. Soms vinden leerlingen na zo’n bespreking moeilijke aspecten niet moeilijk meer, of vallen hen opeens leuke dingen op die ze eerst niet zagen.

Tips:

  • Er zijn meer vragen mogelijk; elke leerkracht ontwikkelt daarin zijn of haar eigen stijl.
  • De leerlingen moeten het boek goed kennen.
  • Alles mag gezegd of opgemerkt worden. Niets is gek of stom. Geef de kinderen het gevoel dat hun antwoord belangrijk is.
  • Er wordt niet door elkaar heen gepraat. Iedereen luistert naar elkaar.
  • Het verhaal (of boek) moet niet te simpel en voorspelbaar zijn, anders bent u er snel over uitgepraat. Alle acht boeken uit de Schatkist-reeks zijn geschikt.
  • De ‘Vertel eens’-aanpak werkt het best als die regelmatig gehanteerd wordt. Dan raken de kinderen eraan gewend en gaan ze het leuk vinden om op ontdekkingsreis te gaan in een volgend boek.
  • Meer informatie in: Aidan Chambers: Vertel eens en De leesomgeving, Biblion, Den Haag 2001.

> Praten    terug naar boven

Over een foto

Broere, De oudste, de stilste, de echtste, de verste, de liefste, de snelste en ik

Dit is de volledige titel van het boek. Bekijk de foto van de zeven broers hieronder. Bespreek samen wie wie is. De oudste zal wel de grootste zijn die achteraan staat. Maar wie is de stilste? En wie zijn de anderen? Waarom denk je dat? Wanneer is de foto gemaakt? Wat voor details vallen je op?

Klik hier voor foto om te printen.

Over de opdracht

Voor Jos, Marc, Rik, Jan, Pat, Paul, en de koning zaliger

Dit is de opdracht van het boek, op pagina 4. Het kan niet anders of dat zijn de namen van de broers. Geef de broers op de foto namen. Wie zou wie kunnen zijn? Praat er samen over. In het boek heeft geen enkele broer een naam. Wat vind je daarvan? Andere kinderen die in het boek voorkomen, hebben wel namen: Gregory, Felicity, Françoise. Waarom zij wel?

Behalve aan de broers is het boek ook opgedragen aan de koning zaliger. Welk verhaal in het boek heeft daarmee te maken? Wat is een koning zaliger? Hoe is de echte naam van deze koning zaliger?

Over de leeftijd van de lezers

‘Gelukkige verjaardag!’ riepen ze tenslotte, maar dan met de tongval van de koning, en bij het juichen plukten ze me van mijn matras, en gooiden me omhoog, en nog eens, en nog eens, zeven keer, ik was allang blij dat ik geen acht werd. (p. 62/63)

De hoofdpersoon van het boek is zes jaar en wordt zeven. Hij vertelt alle verhalen vanuit zijn perspectief. Zullen kinderen van zes, zeven jaar dit een mooi boek vinden? Zullen ze alles begrijpen? Waarom denk je dat?

Er zijn zinnen in het boek die een kind van zes, zeven jaar nooit zo zou zeggen of denken. Zoek een paar voorbeelden van zulke zinnen.

Moet je een boek altijd helemaal begrijpen? Wat is de ideale leeftijd om dit boek te lezen?

Over het beste verhaal

Wat vind je het beste verhaal van het boek? Geef het vijf punten. Wat vind je het op één na beste verhaal? Geef het drie punten. En het op twee na beste? Geef het één punt. Vergelijk jouw resultaat met dat van iemand anders. Vertel elkaar waarom je tot die keuze bent gekomen. Probeer met argumenten het samen eens te worden over jullie topdrie.

Op eenzelfde manier kun je een dipdrie samenstellen: de drie verhalen die je het minst mooi vindt. En een topdrie en dipdrie van de hele klas.

Over een boek in stukjes

Het boek bestaat uit een dertigtal stukjes. Ze horen bij elkaar, maar je kunt ze ook los lezen. Wat vind je van zo’n soort boek? Fijn om te lezen of juist niet? Hoe heb jij het boek gelezen, van begin tot eind de stukjes in de ‘juiste’ volgorde of de stukjes kris kras door elkaar? Vind je het jammer dat het niet één doorlopend verhaal is? Of is dat juist wel leuk? Waarom vind je dat? Zit er een bepaalde volgorde in de verhalen? Of is de volgorde willekeurig? Waarom denk je dat?

Over een citaat op de achterkant

Op de achterkant van Broere boek staat een blokje tekst met informatie over het boek. Dat heet een flaptekst. Vind je dat de flaptekst van Broere uitnodigt om het boek te gaan lezen?

Soms staat er op de achterkant van een boek een citaat: een stuk of zeven regels die letterlijk in het boek staan en die karakteristiek zijn voor de stijl en de inhoud. De lezer van zo’n tekstje wordt nieuwsgierig en wil er meer van weten. Ga in Broere op zoek naar zo’n citaat. Vergelijk het citaat dat jij kiest met de citaten van anderen. Praat met elkaar over hoe je hebt gezocht en gekozen, wat je criteria waren. Welk citaat is het meest representatief voor het boek? En welk citaat maakt de eventuele lezer het meest nieuwsgierig?

> Doen    terug naar boven

Sterke zinnen vertellen

Als je oor fluit, danst er iemand op je toekomstige graf.(p. 8)

‘Als je linkerhand jeukt ga je winst maken,’ zei mijn ene broer.

‘En als je rechterhand jeukt verlies,’ zei mijn andere broer.

‘Net zoals iedereen al voor zijn geboorte weet dat er over je wordt geroddeld als je oren toeteren,’ zei een broer. (p. 9)

De ik-figuur krijgt van zijn broers les: wat betekent het als je oor fluit en je handen jeuken? Doe met de broers mee en verzin ook sterke zinnen. Wat betekent het als het tussen je schouders kriebelt, als je wangen gloeien, je tenen koud worden, je vingertoppen tintelen, je mond droog wordt, je neus jeukt, je knieën knikken, je ogen dichtvallen? Verzin samen veel sterke zinnen. Bundel ze en maak er een stukje van.

Vignetten maken

Elk stukje in het boek begint met een zwart-grijs vignet van de illustratice Gerda Dendooven. Ze heeft een belangrijk element uit het verhaal gehaald en dat zichtbaar gemaakt. Dit is het vignet dat bij het verhaal Groot is niets hoort (p. 26).

Naar welke zin uit het verhaal verwijst dit vignet? Zou jij die zin ook hebben gekozen om te illustreren? Hoe zou Gerda Dendooven haar vignetten maken? Een grote vorm tekenen op zwart papier en die dan uitknippen?

Kies een verhaal uit de bundel en maak er een vignet bij in de stijl van Gerda Dendooven. En kies ook een verhaal uit de bundel en maak er een vignet bij in je eigen stijl.

Een recensie schrijven

Schrijf een korte recensie over Broere, bijvoorbeeld voor de schoolkrant. Gebruik niet meer dan 400 woorden. Je stukje wordt een aanrader of een afkraker. Of iets ertussenin. Dat maakt niet uit, als je maar je eigen mening weergeeft. Geef in je stukje wel voorbeelden uit het boek van wat je beweert. Vind je het boek ontroerend? Schrijf dan een paar zinnen uit het boek over die je ontroerend vindt. Die zinnen zet je tussen aanhalingstekens; dat moet als je een citaat aanhaalt. Vind je het boek raar? Kom met een paar citaten uit het boek die dat voor jou bewijzen. Wat vind je van het boek? Is het grappig, bijzonder, sfeervol, flauw, onbegrijpelijk, stom, herkenbaar, gevoelig, raak of iets anders? Vertel je mening en geef je argumenten. Maak het net zo echt als een recensie in de krant, met een titel erboven en je naam eronder. Vergeet ook de gegevens van het boek niet: titel, auteur, uitgever en jaar van verschijnen. Het is leuk om in de schoolkrant twee recensies te plaatsen: een van een leerling die het boek (beargumenteerd) aanprijst en een van een leerling die het boek (beargumenteerd) afkraakt.

Een verhaal schrijven

Schrijf in de stijl van Bart Moeyaert een familieverhaal met jezelf als ik-figuur. Ga daarvoor terug naar de tijd dat je zes of zeven jaar was. Wat voor kleren droeg je toen? Wat was het belangrijkste op je kamer? Geloofde je nog in Sinterklaas? Hoe rook je vader? Welke geluiden hoorde je in de keuken? Dacht je dat je vader alles kon? Had je broers of zussen? Zag je je opa en oma wel eens? Hoe zag je juf eruit? Speelde je buiten en met wie? Welke spelletjes speelde je? Wat schiet je nu opeens te binnen over toen?

Kies een bepaalde gebeurtenis uit, hoe klein ook, en schrijf erover. Laat je inspireren door Bart Moeyaert. Kijk hoe hij het doet. Ga niets uitleggen in je verhaal, maar laat het gebeuren. Klaar? Lees het dan over en streep alle overbodige woorden en zinnen weg. Want voor schrijvers geldt: schrijven = schrappen!

Een gedicht uit het hoofd leren

De vader en moeder uit het boek hebben zeven zonen. Volgens een oud kinderliedje had vader Abraham ook zeven zonen: Ze aten niet, ze dronken niet en ze hadden geen verdriet.

De dichter Jan Jacob Slauerhoff (1898-1936) schreef het beroemde gedicht De schalmei over zeven zonen die allemaal Peter heetten. Lijken die op de zeven zonen in Broere?

Lees het gedicht en leer het uit je hoofd.

 

De schalmei

Zeven zonen had moeder:

Allen heetten Peter,

Behalve Wanjka die Iwan heette.

Allen konden werken:

Eén was geitenhoeder,

Eén vlocht sandalen,

Eén zelfs bouwde kerken;

Maar Iwan die Wanjka heette

Wilde niet werken.

Op een steen in de zon gezeten

Bespeelde hij zijn schalmei.

‘O, mijn lieve,

Mijn lustige,

Laat mij spelen.

In de schaduw van mijn

Korte rustige vallei

Laat anderen werken,

Sandalen maken of kerken.

Wanjka heeft genoeg aan zijn schalmei.’

> Links    terug naar boven

Deze lestips: www.woutertjepieterseprijs.nl

www.bartmoeyaert.com

www.kjoek.nl

www.queridokind.nl

www.leesplein.nl

www.literatuurplein.nl

Reacties naar aanleiding van deze lestips zijn zeer welkom. U kunt ze sturen naar: lestips@woutertjepieterseprijs.nl