door Lieke van Duin en Jos van Hest

Lieveling, boterbloem

Margriet Heymans

Boek    terug naar boven

Lieveling, boterbloem van dubbeltalent Margriet Heymans is een heftig rijmverhaal over Berthe die met zoete woordjes haar lievelingspop Poppeleia naar bed brengt en daarna als boze fee door het slaapkamerraam weer naar binnen klimt om Poppeleia te mishandelen. Uiteindelijk smijt de boze fee de pop het raam uit; daarmee geeft ze Berthe de gelegenheid  om als een voorbeeldig moedertje haar poppenkind te redden.

De verzen dansen bijna van het papier af en vragen erom gezegd, gefluisterd en uitgeroepen te worden, zo rijk zijn ze aan klank en emotie. Het juryrapport van de Woutertje Pieterse Prijs noemt het vrije, blanke verzen die soms aanloopjes lijken te nemen naar verheven lyriek, maar altijd bijtijds op hun nuchtere, volkspoëzie-achtige pootjes terecht komen. Steeds wordt het metrum doorbroken voordat het de kans krijgt in een strakke cadans gevangen te raken. Het is tegendraadse poëzie vol onvoorspelbare wendingen.

Vier rollen zijn er: ten eerste de dubbelrol Berthe/boze fee, dan Poppeleia, als derde de verteller, en dan is er nog een cursief gedrukte commentaarstem, te vergelijken met een klassiek ‘koor’ waarin een vermaning, aanmoediging, klaagzang of meeleven klinkt.

Het idee voor het boek ontleende Margriet Heymans aan een verhaal dat haar dochter haar eens vertelde: ze wilde zo graag lief zijn voor haar pop, maar dat kon alleen als die pop er ellendig aan toe was, als de pop echt reden had om getroost te worden. En dus ging ze ontzettend gemeen doen tegen haar pop. Liefde en haat, echt en vals, tederheid en wreedheid: wie het ene niet kent, zal het andere ook niet leren kennen.

Kinderen spelen met hun poppen vaak uit wat ze zelf hebben meegemaakt en daar maakt Margriet Heymans speels en navrant gebruik van. Zo is Berthe niet alleen poppenmoeder, maar ook het onbegrepen kind dat bruut wordt bejegend. Het verhaal gaat ook over de relatie van een kind met haar juf, en onderhuids over de relatie met haar moeder.

Steeds ontwaart de lezer iets van een situatie, een gebeurtenis, een motief waarnaar het gissen is. Zo is er sprake van een tweelingzusje van Berthe dat er ooit was en is meegenomen door een vogel. Is dat een metafoor voor iets wat echt gebeurd is of een fantasie in het hoofd van Berthe? Enkele pagina’s daarvoor zegt Berthe: Ik wou dat ik een zusje had, / in plaats van een pop met glazen ogen. Regels die de vraag oproepen of de woede en agressie van Berthe-als-heks misschien voortkomen uit verdriet omdat ze liever een levend zusje dan een dode pop had gehad.

Op elke pagina staat een sobere zwart-wit illustratie in trefzekere, gesloten lijnen, die het essentiële uit de tekst daaronder toont. Vergeleken met de stripachtige prenten die Margriet Heymans maakte voor Annetje Lie in het holst van de nacht (Woutertje Pieterse Prijs en Gouden Penseel 1988) zijn ze minder sprookjesachtig, maar wel krachtiger en directer.

Lieveling, boterbloem is een aangrijpend verhaal over een meisje met twee kanten. Psychologische diepgang en complexiteit zitten verstopt in eenvoudige, poëtische woorden en beelden. Het boek kreeg behalve de Woutertje Pieterse Prijs ook een Zilveren Griffel.

Leeftijd en (voor-)lezen    terug naar boven

Lieveling, boterbloem is in principe geschikt voor alle leeftijden vanaf vier jaar.

Naar aanleiding van dit boek en van andere literaire kinderboeken, zoals Annetje Lie in het holst van de nacht van Imme Dros (Woutertje Pieterse Prijs 1988), ontstond eind jaren tachtig, begin jaren negentig van de vorige eeuw een discussie of dit nog wel boeken voor kinderen waren. Een aantal critici noemde ze ‘kinderboeken voor volwassenen’. Anne de Vries jr. wijdde er begin 1990 een geruchtmakende lezing aan onder de titel Het verdwijnende kinderboek. Hij vond dat in literaire kinderboeken meer rekening gehouden moest worden met het bevattingsvermogen van kinderen.

Hoe het ook zij, kinderen zullen dit verhaal anders beleven dan volwassenen. Volwassenen zijn geneigd te interpreteren en op zoek te gaan naar de dubbele bodem in het boek. Kinderen lezen meer onbevangen: voor hen kan het een sprookje zijn over goed en kwaad. Taalgevoelige kinderen zullen dit verhaal zeker waarderen.

Het is spannend om het boek voor te lezen aan kinderen en dan te zien wat zij eruit halen. Over het algemeen geldt dat door kinderen voor te lezen  zij ‘moeilijke’ boeken beter aankunnen dan wanneer ze die zelf lezen. Interpreterend voorlezen maakt het verhaal toegankelijker. Bovendien kunnen de kinderen dan reageren, vragen stellen.

Bereid het voorlezen van Lieveling, boterbloem goed voor, want het voorlezen van deze tekst, geschreven vanuit verschillende rollen, is best lastig. Laat het verhaal horen als een toneelstuk met vijf personages: Berthe, de boze heksenfee, Poppeleia, de verteller en het koor. Lees in elk geval de cursief gedrukte regels anders voor dan de rest, bijvoorbeeld op een andere toonhoogte of in een trager tempo, zodat de luisteraars het als een commentaarstem ervaren. Het boek is in z’n geheel te downloaden van de site van de Digitale Bibliotheek der Nederlandse Letteren: www.dbnl.org/tekst/heym011liev01_01/.

Voor wie verder wil lezen    terug naar boven

Lieveling, boterbloem is geschreven eind jaren ’80 van de vorige eeuw, de bloeiperiode van het puur literaire kinderboek dat door Anne de Vries bekritiseerd werd in zijn lezing Het verdwijnende kinderboek. Twee andere titels uit die categorie, waarin werkelijkheid en droom in elkaar overgaan, zijn:

  • Imme Dros: Annetje Lie in het holst van de nacht, illustraties Margriet Heymans, Querido 1987, Woutertje Pieterse Prijs 1988, Gouden Penseel, 9+. Poëtisch droomverhaal over Annetje Lie die bij oma logeert omdat haar ouders haar een tijdje niet kunnen hebben. Niemand vertelt haar hoe lang dat gaat duren en oma geeft geen antwoord als Annetje Lie haar iets vraagt, bijvoorbeeld waar het holst van de nacht is. Oma zingt wel vreemde, soms angstaanjagende liedjes van vroeger. Dan gaat Annetje Lie onder haar donsdeken zelf op zoek naar het holst van de nacht, en beleeft daar avonturen vol sprookjesachtige raadsels, met de Jurkenvrouw, de Muizenkoning, de zorgzame Maan, de enge Heintjevaar en de geheimzinnige Vos (zie de lessuggesties bij dit boek, elders op deze site).
  • Els Pelgrom: Kleine Sofie en Lange Wapper, Querido 1985, Gouden Griffel en Gouden Penseel 1986, 9+. Het doodzieke meisje Sofie beleeft in haar koortsdroom spannende avonturen. ’s Nachts komen haar poppen en knuffels tot leven. De speelgoedkater Terror heeft een toneelstuk geschreven in Commedia dell’Arte-stijl over Wat Er In Het Leven Te Koop Is. Sofie en haar knuffels Lange Wapper, Beertje en Terror doen daarin mee. Ze spelen in het papieren theatertje van Sofie, waarvan het achtergronddoek als een boekrol afgerold wordt. Zo komt Sofie vanuit haar slaapkamer in een andere wereld terecht: een harde wereld, waarin ze in één nacht het leven leert kennen, compleet met armoede en rijkdom, onrecht, leugens en huichelarij. Deze wereld is fantasie in fantasie, maar wordt sterk zintuiglijk beschreven en heeft de hoge realiteitswaarde van een parabel. Magistrale kinderroman en een rijk, troostvol boek over sterven.

De drie boeken hebben opvallend veel overeenkomsten: in alle drie is de hoofdpersoon een allenig meisje, terwijl ouders sterk afwezig zijn; in alle drie spelen overgangen tussen werkelijkheid en droom, leven en dood een rol; alle drie zijn suggestief en poëtisch geschreven; in alle drie zijn dingen uit de werkelijkheid bezield en spelen een rol als metaforen in een psychisch proces.

Ander werk van Margriet Heymans:

  • Jipsloop, Querido 1984, Zilveren Penseel, 5+. Speelse, tegendraadse stripverhalen over de kleine Jipsloop en de grote Esther Muis-op-haar-schoen die eerder in het kinderblad Okki verschenen.
  • De wezen van Woesteland, Querido 1997, Gouden Penseel, 10+. Vijf weeskinderen worden uit het strenge weeshuis van Woesteland ontvoerd en naar een kinderloze boerenvrouw gebracht. Zij verzorgt de kinderen, misleidt politie en rechter en brengt ze naar een geheime, ommuurde tuin waar ze in vrijheid zichzelf kunnen zijn en worden. Dit is één van de vijf verhaallijnen, elk in een andere kleur afgedrukt. Een verhaal vol ritme, humoristische details en grillig absurdisme. De toon is dwars, stoer en rebelser dan ooit bij Margriet Heymans, terwijl de ondertoon verhaalt hoe kinderen letterlijk vleugels krijgen als ze in liefde opgroeien in een veilige, beschermde wereld.
  • Diep in het bos van Nergena, Querido 2005, 10+, Nienke van Hichtumprijs. Ontroerend verhaal dat in oorlogstijd speelt. Frieda woont in de stad, maar wordt aan haar oom meegegeven naar zijn huis diep in het bos, waar ze moet spelen met haar nichtje Jet. Hoewel ze daar genoeg te eten heeft, mist ze haar familie. Gelukkig heeft  ze met haar zusje Adalie een briefwisseling; daarin wordt zonder een greintje sentimentaliteit duidelijk hoe de oorlog in de stad tekeer gaat. Mooie balans tussen plagerig speelse kindertaal en suggestieve zeggingskracht. Met prachtige stripachtige prenten in sepia.

Samen met haar zus Annemie Heymans:

  • De gele draad en Adam Wortel krijgt bezoek, Querido 1982 en 1986, 6+. Grillige, stripachtige verhalen over Lena en tante Pollie, waarbij de bovenste helft van de bladzijden zich bovengronds afspeelt en de onderste helft ondergronds. Annemie tekende de prenten over tante Pollie, Margriet die over Lena en Adam Wortel. De zussen tonen zich sterk autonoom en hebben duidelijk lak aan welke trend dan ook.
  • De prinses van de moestuin, Querido 1991, Zilveren Griffel, Nienke van Hichtumprijs. Kijk-, lees- en denkboek over twee kinderen, Hanna van elf en Lutje Matte van zes, die, verwaarloosd door hun vader die altijd met zijn neus in de papieren zit, de sfeer en warmte van hun overleden moeder proberen terug te halen. In de ommuurde moestuin is de stem van hun moeder nog te horen, dus daar gaan ze wonen. Subliem verhaal, poëtisch en gevoelig, waarin Margriet de linkerpagina’s tekende en Annemie de rechterpagina’s.

Poëzie in een vergelijkbare stijl:

  • Ienne Biemans: Mijn naam is Ka. Ik denk dat ik besta, 1985, Lang zul je leven, 1988, illustraties Mance Post (Nienke Van Hichtumprijs), Ik was de zee, illustraties Margriet Heymans, 1989 (Zilveren Griffel). Alle drie Querido, 4+. Tijdloze, toverachtige kinderlyriek die sterke verwantschap vertoont met volks­poëzie zoals baker­rijm­pjes uit grootmoeders tijd. Muzika­le, speelse kinderpo­ëzie, raadselachtig en poly-interpretabel, die erom vraagt voorgedragen te worden. De tekeningen van Margriet Heymans versterken het raadselachtige karakter van de versjes. Dat is ook het geval in latere bundels als Met mijn rechteroog dicht, mijn linkeroog open (Leopold 2001) en Onder de maan (Leopold 2003).

Over de polemiek over ‘kinderboeken voor volwassenen’:

  • Anne de Vries: Het verdwijnende kinderboek, Digitale Bibliotheek der Nederlandse Letteren: www.dbnl.org/tekst/vrie089verd01_01/  De auteur wil kinderen geen literatuur opdringen waar ze niets van begrijpen en houdt een pleidooi voor kinderboeken die én literair én toegankelijk zijn. Zie ook onder Leeftijd en (voor)lezen.
  • Jan Blokker, Jacques Vogelaar, Bregje Boonstra en Joost van de Woestijne: Juryrapport Woutertje Pieterse Prijs 1990: www.woutertjepieterseprijs.nl. Dit juryrapport, uitgesproken twee maanden na de lezing van Anne de Vries, is een reactie hierop. Instemmend citeert de jury Bordewijk in Bint: De meester mag niet dalen, de scholier moet klimmen. De jury heeft zich allerminst in het defensief gedrukt gevoeld door de uitspraken van Anne de Vries: In de eerste plaats heeft iedereen die voor nuancering pleit – en dat deed hij in zijn lezing – natuurlijk een beetje gelijk, en in de tweede plaats hebben we ons niets van hem aangetrokken. Waarna De dame en de neushoorn van Anne Vegter en Geerten ten Bosch bekroond werd (zie de lessuggesties voor dit boek elders op deze site).

Groepsgesprek over het boek    terug naar boven

Voor een groepsgesprek over dit boek kan plaatsvinden, moet het zo voorgelezen zijn dat iedereen de prenten goed heeft bekeken. Dat gaat het best in een kleine groep. Lees het boek zó voor dat de kinderen horen welk personage aan het woord is. Doe het rustig, met aandacht voor de cadans van de zinnen en voor de verschillende stemmen (zie onder Leeftijd en (voor-)lezen). Laat de kinderen eerst spontaan reageren. Ga dan vragen stellen:

  • Wat vind je leuk aan dit boek? Of mooi? Of spannend?
  • Wat vind je niet leuk aan het boek? Of saai? Of lelijk? Of erg? Of raar?
  • Wat vind je leuk aan de tekeningen? Of mooi? Of spannend?
  • Wat vind je niet leuk aan de tekeningen? Of saai? Of lelijk? Of vreemd?
  • Wat begrijp je niet? Som alles maar op!
  • Zag je ook dingen, patronen of stramienen, die steeds terugkomen?

De laatste vraag gaat over stijl en opbouw van het boek. De ervaring van Aidan Chambers en veel andere leesbevorderaars is dat samen goed kijken naar stijl en opbouw van het boek kan helpen om het verhaal te begrijpen. Er kunnen antwoorden komen als:

In de tekst:

  • Het verhaal is in verzen geschreven die vaak rijmen, maar niet altijd.
  • Soms lijken de verzen op kinderliedjes of op versjes uit sprookjes: Lieveling, boterbloem / dikke vette avondzoen (p. 5), ‘Klikspaan,’ riep ik toen, / ‘Halve maan, dat heb je zelf gedaan!’ (p. 6), Herders, houdt uw schaapjes tegen (p. 34).
  • Op alle bladzijden zijn de stukjes tekst ongeveer even lang.
  • Er zijn ook stukjes met schuine letters.
  • Sprookjesachtige woorden: heksenfee, nergensland (p. 9), nachtvangers, spokenfluitje (p. 22), pinkstermuis (p. 23).
  • Christelijke woorden: Vloeken tot God (p. 9), ik bad: O lieve Jezus (p 16), Help mij Sint Cecililia, (p. 19), allejezus wat een lot (p. 23).
  • Grappige woorden: Hoppetiepop, Zwingel zwengel (p. 11), Papperdepeia (p. 13), tiptappen (p. 31).
  • Volkse woorden: blote kont (p. 10), poepen (p. 9), Me neus (p. 11).
  • Gewone woorden: kauwgom (p. 6, 21), afgekloven appel, legoblokjes, brandweerauto, honkbalfluitje, stukjes puzzel (p. 26).
  • Berthe is kind, maar ook (poppen-)moeder: Poppeleia, hier is mama. (p. 25)
  • Berthe kan heel lief zijn voor haar pop, maar ook heel gemeen: dan doet ze alsof ze een heks is.
  • Soms lijkt het echt, maar vaak is het fantasie.
  • Het lijkt op een sprookje, met een boze heks en een goede afloop.
  • Het lijkt ook op een toneelstuk: Berthe verdwijnt door de deur en komt als heksenfee terug door het raam. Het decor blijft hetzelfde.
  • Het gaat ook over goed en kwaad: Wat jij hebt is goed en wat zij had is slecht. (p. 35), Echt is goed en vals is slecht. (p. 36)

In de tekeningen:

  • Bovenaan elke bladzijde staat een zwart-wit tekening.
  • Samen vormen de tekeningen een soort stripverhaal in zwart-wit.
  • Je ziet steeds de slaapkamer van Poppeleia, met bed en raam, behalve op p. 28-35: dat gedeelte van het verhaal speelt zich buiten in de tuin af.
  • Als kind heeft Berthe een paardenstaart, als heks heeft ze losse haren.
  • In het juryrapport van de Woutertje Pieterse Prijs van 1990, een jaar nadat Lieveling, boterbloem bekroond werd, staat dat een recensent dit boek liet lezen aan een heleboel kinderen van acht, negen jaar: Al die kínderen oordeelden negatief over het gebodene; voorzover ze niet opbiechtten dat ze niks van het verhaal hadden begrepen, duidden ze het aan als 'uitgebreide flauwekul'. Geen van allen had er een touw aan kunnen vastknopen. Kun jij er ook geen touw aan vastknopen? Of wel? Of eerst niet en later wel, nadat je er in de klas over hebt gepraat? Eerlijk zeggen!
  • Vind je dat andere kinderen dit boek ook moeten lezen? Of volwassenen misschien?

Spelregels en tips:

  • De leerkracht heeft een open houding: er is niet één waarheid, één oplossing of één goed antwoord. Een gesprek kan juist opbloeien door de diversiteit aan meningen en interpretaties.
  • De kinderen moeten het boek goed kennen voordat ze er een groepsgesprek over kunnen houden. Dan kunnen ze hun mening uitleggen aan de hand van fragmenten en illustraties uit het boek.
  • Er zijn meer vragen mogelijk; elke leerkracht ontwikkelt daarin zijn of haar eigen stijl.
  • Alles mag gezegd of opgemerkt worden. Niets is gek of stom. Laat de kinderen merken dat het belangrijk is wat ze zeggen.
  • Iedereen luistert naar elkaar. Er wordt niet door elkaar heen gepraat.
  • Stel geen gesloten vraag waarop maar één antwoord mogelijk is. Vraag liever: ‘Waar zie je dat?’, ‘Hoe bedoel je dat?’, ‘Kun je dat laten zien?’ of ‘Vertel eens…’.
  • Laat het gesprek niet langer duren dan nodig. Het ene boek geeft meer gespreksstof dan het andere. Dit boek geeft veel gespreksstof, doordat er veel geheimzinnigs in gebeurt en zinnen voor meerdere uitleg vatbaar zijn.
  • Deze manier om een groepsgesprek te voeren werkt het best als er regelmatig zo met elkaar wordt gepraat. Dan raken de kinderen eraan gewend en gaan ze het leuk vinden om op ontdekkingsreis te gaan in een volgend boek.
  • Deze aanpak is gebaseerd op verschillende inspirerende boeken: Aidan Chambers: Vertel eens en De leesomgeving, Biblion, Den Haag 2001, en Jan van Coillie: Leesfeesten en boekenfeesten – Hoe werken (met) kinder- en jeugdboeken?, NBD/Biblion, Den Haag 2007.

Praten    terug naar boven

Over Berthe

Maar de juf zei: ‘Stoute Berthe,

ik zie leugens in je ogen.

Schrijf maar honderd keer voor staf:

blijf van Juf haar tasje af.’ (p. 6)

De hoofdpersoon van het verhaal heet Berthe. De juf vindt haar stout. Wat vind jij van Berthe? Praat er samen over. Is Berthe stout, lief, aardig, gemeen, zielig, vreemd of iets anders? Waarom vind je dat? Lees een stukje voor waarmee je laat zien dat Berthe volgens jou stout, lief, aardig, gemeen, zielig, vreemd of iets anders is.

Heeft Berthe een vader of een moeder? Waar in het boek lees je daarover? Waarom, denk je, komen de moeder of vader in het boek (bijna) niet voor?

Bestaan er in het echt meisjes zoals Berthe? Of komen die alleen in boeken voor?

Op bladzijde 4 staat gedrukt dat het boek Voor Berthe is. Zou Berthe dan in het echt ook bestaan?

Over de boze heksenfee

Dat is Berthe niet, o nee,

dat is de boze heksenfee.

Die komt uit het nergensland vandaan.

Daar hebben ze zwarte jurken aan. (p. 9)

Wie is de boze heksenfee? Praat daarover met elkaar. Hoe ziet ze eruit? Waar komt ze vandaan? Op welke momenten en hoe komt ze het verhaal binnen? Wat doet ze dan voor gemene dingen? Wat voor valse dingen zegt ze? Zoek stukjes over haar in het boek op en lees ze elkaar voor.

Waarom doet de boze heksenfee zo gemeen, denk je? Waarom is ze zo kwaad? Is ze kwaad op Poppeleia? Of op iemand anders? Of op iets anders?

Weet Berthe dat de boze heksenfee bestaat? Waarom denk je dat ze het wel of niet weet? Staat dat ergens in het boek? Kan er ook een ander antwoord op die vraag zijn? En waar staat dat in het boek?

Kan Berthe ervoor zorgen dat de heksenfee niet meer komt? En wil ze dat wel?

Hoe denkt pop Poppeleia over de heksenfee? Denk je dat na het eind van het boek de boze heksenfee nooit meer zal komen?

Over schuine letters

Laat dat kind toch rustig slapen.

Als ze dingen moet beloven,

gaan haar dichtgevallen ogen

van het denken steeds weer open.

Je moet een liedje voor haar zingen,

waarvan ze de woorden niet kan verstaan. (p. 7)

Dit stukje staat in het boek afgedrukt met schuine letters. Er zijn meer stukjes in het boek gedrukt met zo’n cursieve letter. Zoek al die stukjes op en vergelijk ze met elkaar. Lijken ze op elkaar? Hebben ze eenzelfde toon? Wat voor toon? Verandert de toon ergens? Waarom zouden die stukjes cursief zijn gedrukt?

Over de tekeningen

*

Dit zijn de eerste en de laatste tekening van het verhaal. Hoeveel verschillen zie je?

Vertel elkaar wat er tussen de eerste en de laatste tekening is gebeurd.

Dit is de enige tekening van het boek in kleur. Hij staat op de omslag. Wat vind je mooier voor dit boek: tekeningen in zwart-wit of tekeningen in kleur? Waarom?

Staat de kleurtekening van de omslag ook in het boek als zwart-wit tekening?

Wie is dat op de omslag die door het raam naar binnenkijkt? Waarom denk je dat?

Over klikken

Toen zei Alie Grosfeld, die magere spicht,

die kip zonder kop, dat sproetengezicht:

‘Berthe heeft eraan gezeten:

ze heeft er kauwgom in gezocht.’

‘Klikspaan,’ riep ik toen,

‘Halvemaan, dat heb je zelf gedaan!’ (p. 6)

(…)

En ik hád het niet gedaan.

Liefste, zul je me geloven?  (p. 7)

Alie Grosfeld klikt. Ze zegt dat Berthe in de tas van de juf naar kauwgom heeft gezocht. Berthe zegt dat ze het niet gedaan heeft. Wie geloof jij? En waarom?

Praat met elkaar over klikken. Vind jij dat je mag klikken? Waarom zou je iets wat waar is niet mogen vertellen? Klik jij wel eens? Wanneer en over wie en wat? Als je daarover praat, is het dan ook weer klikken? Ben jij wel eens verklikt? Hoe ging dat en hoe voelde dat?

Over de laatste regels

Zij is een pop,

maar wie ben ik? (p. 38)

Dit zijn de laatste twee regels van het boek. Berthe zegt dat Poppeleia een pop is, maar ze vraagt zich af wie zij zelf is. Wat zou het antwoord op die vraag zijn? Hieronder vind je een aantal antwoorden. Kies er één uit dat volgens jou het meest klopt. Dat schrijf je over op een stukje papier. Je mag natuurlijk ook zelf een antwoord bedenken en dat opschrijven.

0 een meisje zonder zusje

0 een meisje met een nare juf

0 een lieve poppenmoeder met een poppenkind

0 een nare poppenmoeder met een poppenkind

0 een meisje zonder moeder

0 een boze heksenfee

0 een gemeen kind dat liegt en bedriegt

0 een lief kind met veel fantasie

0 een meisje met veel fantasie dat iets ergs heeft meegemaakt

0 …………

Praat met elkaar over de antwoorden die jullie hebben gekozen. Waarom heb je dat antwoord gekozen? Was het moeilijk om te kiezen? Welke antwoorden zijn vaak gekozen?

Doen    terug naar boven

Rijmpjes maken

Lieveling, boterbloem,

dikke vette avondzoen (p. 5)

Met dit rijmpje begint Margriet Heymans het verhaal van Berthe en haar pop Poppeleia. Maak ook zo’n rijmpje van twee regels.

Schrijf eerst onder elkaar vier woorden van één lettergreep. Het moeten woorden zijn waar je ‘de’ of ‘het’ voor kunt zetten. Bijvoorbeeld: boek, zee, huis, beer. Bedenk je eigen woorden.

Plak dan aan elk woord een ander woord van één lettergreep, ervoor of erachter. Zo verander je dat woord. Het kan iets worden wat bestaat of iets wat helemaal nieuw is. Boek kan dagboek worden of nachtboek of boekkoek of iets heel anders. Zee kan zeeland worden of zandzee of zeekroon.

Plak dan aan elk woord van twee lettergrepen weer een nieuwe lettergreep, aan de voorkant of de achterkant. Boekkoek kan dan boekkoekbeer worden, of jufboekkoek of boekkoeksom. Zeezand kan zeezandster worden. Of iets heel anders.

Kies dan uit alle drielettergrepige woorden de leukste uit en zet ze achter elkaar op één regel:

Boekkoekkoek, zeelandster

Bedenk er dan een korte rijmende regel bij die lekker loopt. In het voorbeeld van Margriet Heymans telt de tweede regel zeven lettergrepen. Misschien lukt dat bij jou ook.

Boekkoekkoek, zeelandster

van dichtbij en toch heel ver.

Als je geen goed rijmwoord weet op de laatste lettergreep van regel 1 kun je de woorden van regel 1 omdraaien:

Zeelandster, boekkoekkoek,

alle woorden zijn hier zoek.

Je kunt ook een lettergreep van het laatste woord omdraaien om anders te rijmen:

Boekkoekkoek, zeesterland

oma kust een olifant

Uit het Italiaans vertalen

Bella dolce lacrimosa

lotta di fatti e non di parole

perche han’dato la verita. (p. 7)

Dit Italiaans lied zingt Berthe voor haar pop. Wat zou het betekenen? Hier heb je een woordenlijst:

bella = mooi

dolce = zacht, lief, zoet, taartje, toetje

lacrimosa = betraand, aangrijpend, ontroerend

la lotta = gevecht, worsteling

di = van

il fatto = feit, gebeurtenis, daad, handeling

i fatti = de feiten, gebeurtenissen, daden, handelingen

perchè = waarom

han' (komt van hanno) hebben zij / zij hebben

dato = gegeven (komt van het werkwoord dare = geven)

la verita = de waarheid

Probeer nu het liedje te vertalen in het Nederlands. Je vertaling hoeft niet heel precies of heel letterlijk te zijn. Je mag ook ander woorden gebruiken dan die van het woordenlijstje. Of zelf nieuwe betekenissen verzinnen.

Vergelijk jouw vertaling met die van een ander kind.

Toneelspelen met je pop

Het raam is dicht en het liedje uit.

Berthe sluipt de kamer uit. (p. 8)

Berthe brengt haar pop naar bed, zingt een liedje voor haar en gaat de kamer uit.

Speel een kort toneelstukje met je pop. Breng je pop naar bed en laat zien en horen hoe je dat doet.

Ben je lief voor je pop? Zeg dan lieve woorden of vertel een lief verhaal. Stop haar lief in en geef je pop zoenen en knuffels. Zing of neurie een lief slaaplied, een lief liedje zonder woorden, een bestaand of een zelf verzonnen lied in het Nederlands of in een andere taal. En sluip op je tenen weg.

Ben je kwaad op je pop? Zeg dan nare woorden, vertel een lelijk verhaal om bang van te worden. Neurie of zing een eng lied. Doe gemene dingen. Laat je pop alleen achter in het donker.

Heb je spijt van wat je gedaan hebt? Wil je het goed maken? Laat dan zien en horen hoe je dat doet.

Kamer met luiken tekenen

Op bijna elke tekening zie je de kamer van Berthe met het raam met de luiken. Die staan helemaal of half open of ze zijn dicht.

Maak op stevig papier een tekening van een kamer met spullen erin. Jouw kamertekening ziet er anders uit dan die in het boek, maar er is in ieder geval een raam met luiken. Begin met het tekenen van een simpel raam met dichte luiken. Daarna knip of snij je de luiken open: maak een sneetje of knipje aan de bovenkant, de onderkant en het midden van de luiken. Rechts en links blijven de luiken vastzitten aan het papier. Als je het goed hebt gedaan, kunnen de luiken open en dicht. (Lieke maakt er een schetsje bij; wordt opgestuurd).

Teken en kleur je kamer in. Alles kan: een tafel, een stoel, een bank, een kast, planten, lampen, een schilderij, een televisie, noem maar op. De binnenkant van de luiken ziet er anders uit dan de buitenkant.

Bedenk wat je ziet als de luiken openstaan. Een wei met koeien? Een lucht met wolken? Bergen met bossen? Een straat met huizen? Maak dat tekeningetje en leg het achter je kamertekening.

Hoe ziet hetzelfde uitzicht eruit als het nacht is? Of in de zomer? Of als het regent?

Maak verschillende uitzichten die je achter je tekening kunt leggen. Plak het mooiste uitzicht vast.

Gedicht schrijven over avondgeluiden

Als je goed luistert, kun je horen

hoe stil het is buiten.

Je kunt misschien het ademen horen

van slapende dieren.

Of het sluipen van Berthe’s voeten

over de vloer.

Er zal wel niets ergs meer gebeuren.

Het is zó stil… (p. 19)

Poppeleia ligt in bed en dit is wat ze hoort. Wat hoor jij als je in bed ligt en nog niet slaapt? Wat hoor je in je kamer? Wat hoor je in het huis? Wat hoor je buiten dichtbij? En wat buiten  ver weg? Schrijf op een kladpapier een lijstje van geluiden. Je kunt er ook bij schrijven hoe de avondgeluiden klinken. Hard, zacht, hoog, laag, gedempt, geritsel, geschreeuw, gezoem, getik, getoeter? Of waar de geluiden op lijken. Op de branding, een ruzie, een boodschap, een achtervolging, een liedje?

Maak met je aantekeningen een kort gedicht over avondgeluiden en wat je hoort in de stilte. Ga niet rijmen. Of doe dat wel, maar dan af en toe en zo dat het lijkt of het per ongeluk rijmt. Wordt het een dromerig gedicht? Een gedicht waar je klaarwakker bij blijft? Een griezelig gedicht over griezelige geluiden?

Nachtvangers tekenen

Ik stuur de nachtvangers op je af.

Ik lok ze met mijn spokenfluitje

en dan komen ze in je billen bijten.

Dat doen ze maar al te graag! (p. 22)

Hoe zien de nachtvangers er uit? Hebben ze grijparmen, bijtmonden, nachtzwarte haren? Vangen ze met vangnetten, veegbezems, kinderkooien? Gebruiken ze graaivleugels, handboeien, koplampen? Maak een tekening van een stelletje nachtvangers. Doe dat bijvoorbeeld met waskrijt zodat je de gekleurde tekening uit het zwart kunt krassen.

Verhaal van de plant schrijven

De deken zit los en de plant staat op bed,

want Berthe heeft hem niet terug gezet. (p. 36)

De plant heeft bijna het hele verhaal meegemaakt en bijna alles gezien. Behalve het stukje met de hond dat buiten gebeurde.

Blader met zijn tweeën door het boek en schrijf samen het verhaal op van de plant. Bedenk bij ieder tekening een korte zin in de tegenwoordige tijd: de plant ziet van alles, denkt van alles  vraagt zich allerlei dingen af. De plant is een ik-figuur. Schrijf dus bijvoorbeeld: ‘Ik heb al dagen geen water gekregen.’ En niet: ‘De plant heeft al dagen geen water gekregen.’ De plant heeft bijna alles meegemaakt, behalve wat er buiten gebeurde, want daar was hij niet bij.

Het verhaal inkleuren

Op de Digitale Bibliotheek van de Nederlandse Letteren is het boek Lieveling, boterbloem volledig, met tekst en tekeningen, te vinden. Ga daarvoor naar www.dbnl.org/tekst/heym011liev01_01

Maak een print van de 34 pagina’s, liefst op wat stevig papier.

Verdeel de pagina’s gelijkelijk over het aantal kinderen in de groep. Elk kind kleurt de gekregen pagina in. Alle kinderen gebruiken daarvoor hetzelfde materiaal: óf kleurpotloden, óf  viltstiften, óf waterverf. Hoe de tekening wordt ingekleurd, bedenkt ieder kind zelf: op de ene tekening kan het bed rood zijn, op een andere blauw. Een belangrijk woord of een belangrijke regel van de desbetreffende pagina kan ook een kleur krijgen.

Na het kleuren leest ieder kind in de volgorde van het boek de tekst van zijn of haar pagina voor en hangt de kleurtekening op. Zo komt er een soort stripverhaal in de klas te hangen.

Links    terug naar boven

Reacties naar aanleiding van deze lestips zijn zeer welkom. U kunt ze sturen naar: lestips@woutertjepieterseprijs.nl