door Lieke van Duin en Jos van Hest
Kelderkind
Kristien Dieltiens, 2012
Boek terug naar boven
Kelderkind is een monumentale, psychologisch-historische roman rond Kaspar Hauser, de raadselachtige jongen die op Tweede Pinksterdag 1828 als ongeveer zestienjarige op een plein in Neurenberg verscheen. Hij kon nauwelijks lopen en kende maar enkele woorden. Velen ontfermden zich over hem, vanuit meer of minder egocentrische motieven. Kaspar bleek niet dom: hij leerde praten, lezen en schrijven. Op 21-jarige leeftijd werd hij vermoord.
Over Kaspar is veel gespeculeerd en geschreven. Eén van de meest hardnekkige hypothesen over hem - hij zou een ongewenst koningskind zijn - is door Kristien Dieltiens aangegrepen voor deze indrukwekkende roman die jaren studie vergde.
Dieltiens heeft Kaspar een sterke fictieve tegenspeler gegeven: Manfred, evenals Kaspar een outcast. Manfred is geboren met een hazenlip. Wanneer zijn moeder eindelijk een operatie kan betalen, redt de arts Samuel Hahnemann op het nippertje zijn leven. Maar de ingreep mislukt: hij wordt nog lelijker dan hij was en lijdt daar vreselijk onder. Alleen dieren hebben geen afkeer van hem.
Het boek bestaat uit twaalf delen, afwisselend geschreven vanuit Manfred en vanuit/over Kaspar. Proloog en epiloog gaan over Manfred. Zijn ouders, die onvoorwaardelijk van hem hielden, sterven jong. Op kostschool wordt hij gepest en mishandeld; als volwassene wordt hij gemanipuleerd en buitengesloten. Cruciaal bij Dieltiens is de (historische) figuur van Johann Claus Hennenhofer. Hij bevrijdt Manfred op de kostschool van zijn pesters. Ook later redt hij enkele keren Manfreds leven. Voor die hulp vraagt hij echter een wederdienst: Manfred moet spion worden aan het hof in Karlsruhe van kroonprins Karl von Baden en de Franse prinses Stéphanie. Hij moet Hennenhofer alles melden wat zich aan het hof afspeelt. Baden ligt door de connectie met Frankrijk Stéphanie is de dochter van Napoleon namelijk dwars bij de pogingen om tot een groot Duits rijk te komen. Zo wordt Manfred tegen wil en dank pion in een meedogenloze politieke intrige. Deze onderliggende laag van het verhaal maakt de roman ook tot een politieke thriller.
Aan het hof raakt Manfred verliefd op het kindermeisje Rosika. Tijdens een gemaskerd bal, waarbij Beethoven het orkest dirigeert, laat Hennenhofer hem dansen en vrijen met Rosika, maar ook die gunst moet worden terugbetaald. Stéphanie en Rosika bevallen tegelijkertijd van een zoon, maar die van Stéphanie, door Manfred Vlinderhuid genoemd vanwege zijn huidziekte, moet uit de weg worden geruimd...
Tergend langzaam verstrengelen de levens van Manfred en Kaspar zich. Beiden worden marionetten van Hennenhofer, die aan hun touwtjes trekt op bevel van kanselier Von Metternich, de architect van Groot-Duitsland.
Kristien Dieltiens heeft de personages Manfred en Kaspar zeer levensecht getekend. Manfred met zijn sterke intuïtie, zijn hang naar zijn overleden moeder, zijn heiligenprentjes en magisch geloof in tekens, met zijn wanhoop over zijn leven als outsider, zijn haat jegens zijn stiefvader en Vlinderhuid, maar ook met zijn angst om te doden. Dit alles maakt hem tot een gecompliceerd karakter: tragisch maar niet zielig.
En dan is er Kaspar, die kan zien in het donker, en kan ruiken of een mens goed of slecht is, al heeft hij het niet door als hij misbruikt wordt. Hij is naïef, niet weerbaar en verlangt soms terug naar de veiligheid van zijn kooi: Het licht doodt, het donker doet leven. In het begin ziet hij het verschil niet tussen echt en onecht, bijvoorbeeld tussen het uitzicht uit een venster en een afbeelding van een landschap. Hij verdraagt aanvankelijk alleen water en brood omdat hij dat gewend was tijdens zijn dertien jaar durende gevangenschap. De schrijfster is geheel in de huid gekropen van een kind dat zo lang in een kleine, donkere ruimte opgesloten is geweest. Vooral via Kaspars dagboek weet ze dat over te brengen op de lezer. Ze geeft hem een eigen wereldbeeld en taalgebruik dat authentiek aandoet en vaak ontroert: Appels zijn vriendelijke en zoete dingen.(...) Ik at de appel op en hij protesteerde niet, dus hij wilde gegeten worden.
Dieltiens wekt de nieuwsgierigheid van de lezer met zinnen aan het slot van een hoofdstuk als: Toen kwam zij. Rosika. En regelmatig zet ze de lezer op het verkeerde been. Tot en met de apotheose denk je steeds te weten hoe de dingen in elkaar grijpen, maar dan blijkt het verrassend of mysterieus anders. Dat houdt de spanning erin.
Kelderkind is een rijke, meeslepende roman waarin historische feiten en fictie meesterlijk verweven zijn en waarin alle verhaallijnen ten slotte samenkomen. En dat alles geschreven in een beeldende, soms poëtische taal.
Leeftijd en (voor-)lezen terug naar boven
Meestal wordt 15+ aangeraden, maar het boek is ook een volwaardige historische roman voor volwassenen. Hoofdpersoon Manfred maakt een ontwikkeling door van peuter tot volwassene van middelbare leeftijd; hoofdpersoon Kaspar wordt beschreven vanaf zijn geboorte tot hij op 21-jarige leeftijd wordt vermoord. De roman overstijgt de grenzen tussen jeugdliteratuur en volwassenenliteratuur en is absoluut interessant voor leeskringen.
Het boek veronderstelt enige voorkennis over de politieke geschiedenis van Duitsland en Frankrijk aan het begin van de negentiende eeuw, toen met de Duitse Bond de kiem gelegd werd van een groot Duits eenheidsrijk. Het is handig om - bijvoorbeeld op Wikipedia - informatie te zoeken over de eenwording van Duitsland in de negentiende eeuw, de rol van kanselier Von Metternich daarin, en de situatie van het groothertogdom Baden. Dan is beter te begrijpen vanuit welke hoek de opdracht kwam om zoons van Karl von Baden en Stéphanie de Beauharnais te vermoorden. De politieke informatie die de auteur verwerkt heeft op de pagina's 225 en 451-453 is in dit verband nogal summier.
Voorlezen:
p. 3-5: Proloog, waarin vanuit een alwetende verteller 'de man' een slapend kind van 'amper drie jaar oud' in het hooi van een paardenstal legt om het met een mes te doden.
p. 11-14: over de gelukkige kindertijd van Manfred.
p. 238-241: uit het dagboek van Kaspar. Lees vanaf p. 238: Ik kan ruiken of een mens goed of slecht is, tot p. 241: Wie had er mij gemaakt? Hierin vertelt Kaspar over de seksuele voorlichting die zijn goede vriendin Isolde hem gaf.
p. 319-320: uit het dagboek van Kaspar. Lees vanaf p. 319: Hij nam me mee naar de kerk, tot p. 320: En waar een man voor ons wil sterven en pijn en verdriet heeft, zonder dat iemand dat erg vindt. Hierin raakt Kaspar overstuur van een beeld van Jezus aan het kruis omdat hij denkt dat het echt is.
p. 356-358: waarin Manfred een nieuwe geheime opdracht krijgt van Hennenhofer. Lees vanaf p. 356: Mijn haat voor het prinsenkind groeide dag na dag, tot p. 358 einde.
Voor wie verder wil lezen terug naar boven
Kelderkind is het vijftigste boek van Kristien Dieltiens (1954), die in 1997 debuteerde met het prentenboek De gouden bal (Clavis) en sindsdien voor alle leeftijden schrijft, veelal sociaal-realistische verhalen historisch en eigentijds - over kinderen in moeilijke situaties. In 2002 kreeg ze de prijs van de Vlaamse Kinder- en Jeugdjury voor haar historische roman Olrac (Clavis, 2000). Papinette (Clavis, 2009) werd genomineerd voor de Thea Beckmanprijs. Enkele andere titels van Dieltiens:
- Bloemen op de muur (Clavis, 2003, 13+, in samenwerking met Welzijnszorg VZW). Geschreven vanuit de vijftienjarige Sandy, een meisje uit een kansarm gezin. Levensecht beeld van de problemen waarin het gezin verstrikt raakt: zwakbegaafde, impulsieve ouders zonder gezag, verwaarloosde, spijbelende kinderen, ongebreideld kopen op afbetaling en daardoor schulden maken, gebrek aan hygiëne en regelmaat, teveel mensen in een bouwvallige woning waar kapotte dingen niet gerepareerd worden, leven bij de dag, problemen smoren in alcohol, criminaliteit. Dat dit niet betekent dat die ouders niet van hun kinderen houden, blijkt als het negenjarig broertje van Sandy zoek is. En dan leeft ook de hele 'asociale' buurt mee. Sandy probeert via een vervolgopleiding los te breken uit haar milieu, maar het verhaal laat glashelder, zonder sentimenteel te worden, zien hoe moeilijk dat is. Het boek is er één uit een educatief drieluik voor verschillende leeftijden over de mechanismen die tot kansarmoede leiden. Bij elk hoort een handleiding met creatieve werkvormen.
- De stille pijn van Luca (12+, Clavis, 2005). Adembenemende jeugdroman over een Kroatische jongen die moest vluchten voor de oorlog. Als zesjarige wordt hij met ouders en dertienjarig zusje door de Serviërs uit hun dorp weggepest, en dat terwijl zijn Servische buurjongen zijn beste vriend is. Tijdens hun vlucht per vrachtwagen wordt zijn zusje verkracht. Daarna worden bijna alle vluchtelingen in de vrachtwagen doodgeschoten, inclusief zijn moeder en zusje. Samen met een negenjarig meisje overleeft hij het bloedbad en loopt hij naar Oostenrijk waar hij rond Kerst wordt opgevangen door een Roma-clan die hen inlijft als slaafjes. Beide kinderen moeten op straat zingen en bedelen. Na een nieuwe vlucht komt Luca via het Rode Kruis bij zijn vader in België terecht. Dertien jaar lang komt er geen woord uit zijn mond. Het verhaal begint als Luca als negentienjarige met zijn vader na de oorlog terugreist naar Kroatië. Beschrijvingen van de lange treinreis naar huis worden afgewisseld door gebeurtenissen tijdens Luca's vlucht in omgekeerde richting, toen hij, nog magisch denkend, alle ellende die hen overkwam weet aan de heks Baba Yaga. Pas als hij terug is in zijn geboortehuis komt ook zijn stem terug. Het ineenvlechten van vlucht heen en reis terug maakt dit aangrijpende, melancholieke vluchtverhaal verteerbaar en geeft het een hoopvol einde.
- En de zee nam Eben mee (Clavis, 2005, 9+). Sober, geladen verhaal over de negenjarige Berthe die maar niet kan verwerken dat haar tweelingbroer een jaar geleden verdronk in zee. Ze heeft nergens zin in en sluit zich voor iedereen af. Hoewel ze vroeger veel optrok met haar oudere broer Wietse vindt ze hem nu een vervelend 'stekelvarken'. Tussen de regels door wordt duidelijk dat Wietse zo stekelig doet omdat hij het net zo moeilijk heeft met het verlies van zijn broertje dat hij niet alleen had mogen laten zwemmen. Tijdens een heftige ruzie geeft Berthe Wietse de schuld van Ebens dood, maar in stilte is ze bang dat het háár schuld is omdat zij ook niet goed heeft opgelet. Flashbacks laten zien hoe het heeft kunnen gebeuren: door het gekissebis tussen broers en zussen zoals dat in elk gezin voorkomt. Als Berthe iets van Eben herkent in een muurprent van 'de kleine prins' gaat ze tegen hem praten. Zo begint haar verwerkingsproces. Tenslotte komen zij en Wietse weer nader tot elkaar. Strakke maar gevoelige schrijfstijl die het eenzame verdriet van elk van de gezinsleden psychologisch raak typeert.
- Ik ben Pomme (7+, De Eenhoorn, 2008), poëtisch, evocatief prentenboek met illustraties van Stefanie de Graef over een meisje, geboren uit de liefde tussen een Afrikaanse vluchtelinge en een westerse man. De eerste vrucht die haar moeder op Europese bodem eet, is een appel. Je bent om in te bijten, lachte mijn moeder./ Ze gaf me mijn naam./ Ik ben ik./ Ik ben Pomme.
Andere boeken over mismaaktheid en pesten voor kinderen en jongeren:
- Koos Meinderts: De club van lelijke kinderen (Ploegsma, 1987, 9+; verfilmd in 2012). Dictator Isimo wil alleen maar mooie kinderen in zijn rijk. Dus laat hij alle lelijke kinderen in een kamp opsluiten. Twee kinderen weten te ontsnappen en helpen om de andere kinderen te bevrijden. Geestig verhaal dat prikkelt tot nadenken over dictaturen, over mooi en lelijk zijn, over buitengesloten worden om je uiterlijk, en over het verzet daartegen. Lichtvoetige verwijzingen naar 'bevel is bevel', onderduiken, demonstrerende 'dwaze moeders' en de strijd tussen gemanipuleerde media en verzetskranten. Raak getypeerde karakters, vlotte vertelstijl en humoristisch taalgebruik. Musicalversie voor groep 8 basisschool: http://www.verkeerdebeentje.nl/de-club-van-lelijke-kinderen.html.
- R.J. Palacio: Wonder (Querido, 2013, 10+). Prachtig, ontroerend debuut van Amerikaanse schrijfster dat in meer dan vijfentwintig talen verscheen. De tienjarige August heeft niet alleen een hazenlip, maar ook andere aangeboren gezichtsafwijkingen. Ik ga niet beschrijven hoe ik eruitzie. Wat je ook denkt, ik weet bijna zeker dat het erger is. Na 27 operaties en jaren thuisonderwijs gaat hij op zijn tiende voor het eerst naar een gewone school. Van te voren belt het schoolhoofd drie aardige kinderen op om te vragen of ze vriendelijk voor August willen zijn. Dit wordt geen onverdeeld succes. Behalve aangegaapt - wat hij gewend is - wordt hij in het begin gemeden en gepest. Eén meisje sluit vriendschap met hem, niet omdat het moet, maar uit zichzelf. Dat August zijn eerste jaar op school overleeft, komt door zijn onderkoelde humor, vooral zelfspot, doordat zijn ouders en zus onvoorwaardelijk van hem houden en doordat er steeds meer mensen om hem gaan geven, zoals het schoolhoofd en ook klasgenoten. Levensechte dialogen en onvergetelijke personages met het hart op de juiste plaats, al zijn ze niet steeds even aardig. Geen lezer houdt het droog.
Theater:
- Peter Handke: Kaspar (1968, volw.). Toneelstuk dat met Kaspar Hauser als voorbeeld wil laten zien hoe taal een mens kan dwingen zich aan te passen aan de heersende normen en waarden. Kaspar is hier ook een woordspeling op Kasperle, de Duitse Jan Klaassen, een poppenkastfiguur die doet en zegt wat de poppenspeler wil.
Film:
- Werner Herzog: Jeder für sich und Gott gegen alle (1974). In acht delen in het Duits te zien op Youtube: http://www.youtube.com/playlist?list=PL3DAE5F5CBE7A10A6 of zoek naar het kanaal van misanthropx. De film volgt Kaspar Hauser vanaf zijn bevrijding uit de kelder tot zijn dood, zonder de expliciete politieke achtergronden die Dieltiens geeft. De naïviteit en originaliteit van Kaspar komen goed uit de verf, evenals de gretigheid van notabelen om hem als rariteit te onderzoeken en tentoon te stellen.
Groepsgesprek over het boek terug naar boven
Dit gesprek kan plaatsvinden in de bovenbouw van een middelbare school, bij studenten letterkunde en in een leeskring van volwassenen. Daarom wordt hieronder niet gesproken over leerlingen maar over lezers.
Laat de lezers eerst stoom afblazen. Stel dan vragen:
- Wat vind je goed aan dit boek? Of mooi? Of spannend?
- Wat vind je niet goed aan het boek? Of saai? Of lelijk, erg, vreemd?
- Wat begrijp je niet? Zie je dingen die mooi op z'n plek terechtkomen, of dingen die niet kloppen of mysterieus zijn?
- Zie je ook terugkerende patronen ofstramienen?
De laatste vraag gaat over stijl en opbouw van het boek. Op deze vraag kunnen antwoorden komen als:
- Het boek bestaat uit twaalf delen (exclusief Proloog en Epiloog), om beurten vanuit Manfred en over/vanuit Kaspar geschreven, gescheiden door een zwarte pagina met een wit silhouet: voor Manfred het silhouet van een haas en voor Kaspar van een paard met gebroken achterbenen. Op de laatste zwarte pagina, bij het Nawoord, staan beide silhouetten.
- Steeds wordt Manfred vergeleken met een haas, en voor Kaspar
is het paard met de kapotte achterbenen een belangrijk symbool:
Manfred, p. 32: 'Wie het hazenmonster gedurende twintig
tellen in de ogen durft te kijken, mag me zoenen op de
wang.'
p. 171: Hazen huilen niet. p. 261: De angsthaas had gewonnen. 383: Ik was nog steeds een haas en ik had het gevecht met de draak verloren.
Kaspar, p. 338: Ik kreeg iedere nacht dezelfde droom. Ik vond mijn houten paardje terug in een donkere kelder. Dat ene waarvan de twee achterpoten waren gebroken. Ik speelde ermee en toen werd het paard levend en het holde op zijn kapotte benen de kelder uit.