door Lieke van Duin en Jos van Hest

Kelderkind

Kristien Dieltiens, 2012

Boek    terug naar boven

Kelderkind is een monumentale, psychologisch-historische roman rond Kaspar Hauser, de raadselachtige jongen die op Tweede Pinksterdag 1828 als ongeveer zestienjarige op een plein in Neurenberg verscheen. Hij kon nauwelijks lopen en kende maar enkele woorden. Velen ontfermden zich over hem, vanuit meer of minder egocentrische motieven. Kaspar bleek niet dom: hij leerde praten, lezen en schrijven. Op 21-jarige leeftijd werd hij vermoord.

Over Kaspar is veel gespeculeerd en geschreven. Eén van de meest hardnekkige hypothesen over hem - hij zou een ongewenst koningskind zijn - is door Kristien Dieltiens aangegrepen voor deze indrukwekkende roman die jaren studie vergde.

Dieltiens heeft Kaspar een sterke fictieve tegenspeler gegeven: Manfred, evenals Kaspar een outcast. Manfred is geboren met een hazenlip. Wanneer zijn moeder eindelijk een operatie kan betalen, redt de arts Samuel Hahnemann op het nippertje zijn leven. Maar de ingreep mislukt: hij wordt nog lelijker dan hij was en lijdt daar vreselijk onder. Alleen dieren hebben geen afkeer van hem.

Het boek bestaat uit twaalf delen, afwisselend geschreven vanuit Manfred en vanuit/over Kaspar. Proloog en epiloog gaan over Manfred. Zijn ouders, die onvoorwaardelijk van hem hielden, sterven jong. Op kostschool wordt hij gepest en mishandeld; als volwassene wordt hij gemanipuleerd en buitengesloten. Cruciaal bij Dieltiens is de (historische) figuur van Johann Claus Hennenhofer. Hij bevrijdt Manfred op de kostschool van zijn pesters. Ook later redt hij enkele keren Manfreds leven. Voor die hulp vraagt hij echter een wederdienst: Manfred moet spion worden aan het hof in Karlsruhe van kroonprins Karl von Baden en de Franse prinses Stéphanie. Hij moet Hennenhofer alles melden wat zich aan het hof afspeelt. Baden ligt door de connectie met Frankrijk – Stéphanie is de dochter van Napoleon – namelijk dwars bij de pogingen om tot een groot Duits rijk te komen. Zo wordt Manfred tegen wil en dank pion in een meedogenloze politieke intrige. Deze onderliggende laag van het verhaal maakt de roman ook tot een politieke thriller.

Aan het hof raakt Manfred verliefd op het kindermeisje Rosika. Tijdens een gemaskerd bal, waarbij Beethoven het orkest dirigeert, laat Hennenhofer hem dansen en vrijen met Rosika, maar ook die gunst moet worden terugbetaald. Stéphanie en Rosika bevallen tegelijkertijd van een zoon, maar die van Stéphanie, door Manfred Vlinderhuid genoemd vanwege zijn huidziekte, moet uit de weg worden geruimd...

Tergend langzaam verstrengelen de levens van Manfred en Kaspar zich. Beiden worden  marionetten van Hennenhofer, die aan hun touwtjes trekt op bevel van kanselier Von Metternich, de architect van Groot-Duitsland.

Kristien Dieltiens heeft de personages Manfred en Kaspar zeer levensecht getekend. Manfred met zijn sterke intuïtie, zijn hang naar zijn overleden moeder, zijn heiligenprentjes en magisch geloof in tekens, met zijn wanhoop over zijn leven als outsider, zijn haat jegens zijn stiefvader en Vlinderhuid, maar ook met zijn angst om te doden. Dit alles maakt hem tot een gecompliceerd karakter: tragisch maar niet zielig.

En dan is er Kaspar, die kan zien in het donker, en kan ruiken of een mens goed of slecht is, al heeft hij het niet door als hij misbruikt wordt. Hij is naïef, niet weerbaar en verlangt soms terug naar de veiligheid van zijn kooi: Het licht doodt, het donker doet leven. In het begin ziet hij het verschil niet tussen echt en onecht, bijvoorbeeld tussen het uitzicht uit een venster en een afbeelding van een landschap. Hij verdraagt aanvankelijk alleen water en brood omdat hij dat gewend was tijdens zijn dertien jaar durende gevangenschap. De schrijfster is geheel in de huid gekropen van een kind dat zo lang in een kleine, donkere ruimte opgesloten is geweest. Vooral via Kaspars dagboek weet ze dat over te brengen op de lezer. Ze geeft hem een eigen wereldbeeld en taalgebruik dat authentiek aandoet en vaak ontroert: Appels zijn vriendelijke en zoete dingen.(...) Ik at de appel op en hij protesteerde niet, dus hij wilde gegeten worden.

Dieltiens wekt de nieuwsgierigheid van de lezer met zinnen aan het slot van een hoofdstuk als: Toen kwam zij. Rosika. En regelmatig zet ze de lezer op het verkeerde been. Tot en met de apotheose denk je steeds te weten hoe de dingen in elkaar grijpen, maar dan blijkt het verrassend of mysterieus anders. Dat houdt de spanning erin.

Kelderkind is een rijke, meeslepende roman waarin historische feiten en fictie meesterlijk verweven zijn en waarin alle verhaallijnen ten slotte samenkomen. En dat alles geschreven in een beeldende, soms poëtische taal.

Leeftijd en (voor-)lezen    terug naar boven

Meestal wordt 15+ aangeraden, maar het boek is ook een volwaardige historische roman voor volwassenen. Hoofdpersoon Manfred maakt een ontwikkeling door van peuter tot volwassene van middelbare leeftijd; hoofdpersoon Kaspar wordt beschreven vanaf zijn geboorte tot hij op 21-jarige leeftijd wordt vermoord. De roman overstijgt de grenzen tussen jeugdliteratuur en volwassenenliteratuur en is absoluut interessant voor leeskringen.

Het boek veronderstelt enige voorkennis over de politieke geschiedenis van Duitsland en Frankrijk aan het begin van de negentiende eeuw, toen met de Duitse Bond de kiem gelegd werd van een groot Duits eenheidsrijk. Het is handig om - bijvoorbeeld op Wikipedia - informatie te zoeken over de eenwording van Duitsland in de negentiende eeuw, de rol van kanselier Von Metternich daarin, en de situatie van het groothertogdom Baden. Dan is beter te  begrijpen vanuit welke hoek de opdracht kwam om zoons van Karl von Baden en Stéphanie de Beauharnais te vermoorden. De politieke informatie die de auteur verwerkt heeft op de pagina's 225 en 451-453 is in dit verband nogal summier.

Voorlezen:

p. 3-5: Proloog, waarin vanuit een alwetende verteller 'de man' een slapend kind van 'amper drie jaar oud' in het hooi van een paardenstal legt om het met een mes te doden.

p. 11-14: over de gelukkige kindertijd van Manfred.

p. 238-241: uit het dagboek van Kaspar. Lees vanaf p. 238: Ik kan ruiken of een mens goed of slecht is, tot p. 241: Wie had er mij gemaakt? Hierin vertelt Kaspar over de seksuele voorlichting die zijn goede vriendin Isolde hem gaf.

p. 319-320: uit het dagboek van Kaspar. Lees vanaf p. 319: Hij nam me mee naar de kerk, tot p. 320: En waar een man voor ons wil sterven en pijn en verdriet heeft, zonder dat iemand dat erg vindt. Hierin raakt Kaspar overstuur van een beeld van Jezus aan het kruis omdat hij denkt dat het echt is.

p. 356-358: waarin Manfred een nieuwe geheime opdracht krijgt van Hennenhofer. Lees vanaf p. 356: Mijn haat voor het prinsenkind groeide dag na dag, tot p. 358 einde.

Voor wie verder wil lezen    terug naar boven

Kelderkind is het vijftigste boek van Kristien Dieltiens (1954), die in 1997 debuteerde met het prentenboek De gouden bal (Clavis) en sindsdien voor alle leeftijden schrijft, veelal sociaal-realistische verhalen – historisch en eigentijds - over kinderen in moeilijke situaties. In 2002 kreeg ze de prijs van de Vlaamse Kinder- en Jeugdjury voor haar historische roman Olrac (Clavis, 2000). Papinette (Clavis, 2009) werd genomineerd voor de Thea Beckmanprijs. Enkele andere titels van Dieltiens:

  • Bloemen op de muur (Clavis, 2003, 13+, in samenwerking met Welzijnszorg VZW). Geschreven vanuit de vijftienjarige Sandy, een meisje uit een kansarm gezin. Levensecht beeld van de problemen waarin het gezin verstrikt raakt: zwakbegaafde, impulsieve ouders zonder gezag, verwaarloosde, spijbelende kinderen, ongebreideld kopen op afbetaling en daardoor schulden maken, gebrek aan hygiëne en regelmaat, teveel mensen in een bouwvallige woning waar kapotte dingen niet gerepareerd worden, leven bij de dag, problemen smoren in alcohol, criminaliteit. Dat dit niet betekent dat die ouders niet van hun kinderen houden, blijkt als het negenjarig broertje van Sandy zoek is. En dan leeft ook de hele 'asociale' buurt mee. Sandy probeert via een vervolgopleiding los te breken uit haar milieu, maar het verhaal laat glashelder, zonder sentimenteel te worden, zien hoe moeilijk dat is. Het boek is er één uit een educatief drieluik voor verschillende leeftijden over de mechanismen die tot kansarmoede leiden. Bij elk hoort een handleiding met creatieve werkvormen.
  • De stille pijn van Luca (12+, Clavis, 2005). Adembenemende jeugdroman over een Kroatische jongen die moest vluchten voor de oorlog. Als zesjarige wordt hij met ouders en dertienjarig zusje door de Serviërs uit hun dorp weggepest, en dat terwijl zijn Servische buurjongen zijn beste vriend is. Tijdens hun vlucht per vrachtwagen wordt zijn zusje verkracht. Daarna worden bijna alle vluchtelingen in de vrachtwagen doodgeschoten, inclusief zijn moeder en zusje. Samen met een negenjarig meisje overleeft hij het bloedbad en loopt hij naar Oostenrijk waar hij rond Kerst wordt opgevangen door een Roma-clan die hen inlijft als slaafjes. Beide kinderen moeten op straat zingen en bedelen. Na een nieuwe vlucht komt Luca via het Rode Kruis bij zijn vader in België terecht. Dertien jaar lang komt er geen woord uit zijn mond. Het verhaal begint als Luca als negentienjarige met zijn vader na de oorlog terugreist naar Kroatië. Beschrijvingen van de lange treinreis naar huis worden afgewisseld door gebeurtenissen tijdens Luca's vlucht in omgekeerde richting, toen hij, nog magisch denkend, alle ellende die hen overkwam weet aan de heks Baba Yaga. Pas als hij terug is in zijn geboortehuis komt ook zijn stem terug. Het ineenvlechten van vlucht heen en reis terug maakt dit aangrijpende, melancholieke vluchtverhaal verteerbaar en geeft het een hoopvol einde.

  • En de zee nam Eben mee (Clavis, 2005, 9+). Sober, geladen verhaal over de negenjarige Berthe die maar niet kan verwerken dat haar tweelingbroer een jaar geleden verdronk in zee. Ze heeft nergens zin in en sluit zich voor iedereen af. Hoewel ze vroeger veel optrok met haar oudere broer Wietse vindt ze hem nu een vervelend 'stekelvarken'. Tussen de regels door wordt duidelijk dat Wietse zo stekelig doet omdat hij het net zo moeilijk heeft met het verlies van zijn broertje dat hij niet alleen had mogen laten zwemmen. Tijdens een heftige ruzie geeft Berthe Wietse de schuld van Ebens dood, maar in stilte is ze bang dat het háár schuld is omdat zij ook niet goed heeft opgelet. Flashbacks laten zien hoe het heeft kunnen gebeuren: door het gekissebis tussen broers en zussen zoals dat in elk gezin voorkomt. Als Berthe iets van Eben herkent in een muurprent van 'de kleine prins' gaat ze tegen hem praten. Zo begint haar verwerkingsproces. Tenslotte komen zij en Wietse weer nader tot elkaar. Strakke maar gevoelige schrijfstijl die het eenzame verdriet van elk van de gezinsleden psychologisch raak typeert.

  • Ik ben Pomme (7+, De Eenhoorn, 2008),  poëtisch, evocatief prentenboek met illustraties van Stefanie de Graef over een meisje, geboren uit de liefde tussen een Afrikaanse vluchtelinge en een westerse man. De eerste vrucht die haar moeder op Europese bodem eet, is een appel. Je bent om in te bijten, lachte mijn moeder./ Ze gaf me mijn naam./ Ik ben ik./ Ik ben Pomme.

Andere boeken over mismaaktheid en pesten voor kinderen en jongeren:

  • Koos Meinderts: De club van lelijke kinderen (Ploegsma, 1987, 9+; verfilmd in 2012). Dictator Isimo wil alleen maar mooie kinderen in zijn rijk. Dus laat hij alle lelijke kinderen in een kamp opsluiten. Twee kinderen weten te ontsnappen en helpen om de andere kinderen te bevrijden. Geestig verhaal dat prikkelt tot nadenken over dictaturen, over mooi en lelijk zijn, over buitengesloten worden om je uiterlijk, en over het verzet daartegen. Lichtvoetige verwijzingen naar 'bevel is bevel',  onderduiken, demonstrerende 'dwaze moeders' en de strijd tussen gemanipuleerde media en verzetskranten. Raak getypeerde karakters, vlotte vertelstijl en humoristisch taalgebruik. Musicalversie voor groep 8 basisschool: http://www.verkeerdebeentje.nl/de-club-van-lelijke-kinderen.html.

  • R.J. Palacio: Wonder (Querido, 2013, 10+). Prachtig, ontroerend debuut van Amerikaanse schrijfster dat in meer dan vijfentwintig talen verscheen. De tienjarige August heeft niet alleen een hazenlip, maar ook andere aangeboren gezichtsafwijkingen. Ik ga niet beschrijven hoe ik eruitzie. Wat je ook denkt, ik weet bijna zeker dat het erger is. Na 27 operaties en jaren thuisonderwijs gaat hij op zijn tiende voor het eerst naar een gewone school. Van te voren belt het schoolhoofd drie aardige kinderen op om te vragen of ze vriendelijk voor August willen zijn. Dit wordt geen onverdeeld succes. Behalve aangegaapt - wat hij gewend is - wordt hij in het begin gemeden en gepest. Eén meisje sluit vriendschap met hem, niet omdat het moet, maar uit zichzelf. Dat August zijn eerste jaar op school overleeft, komt door zijn onderkoelde humor, vooral zelfspot, doordat zijn ouders en zus onvoorwaardelijk van hem houden en doordat er steeds meer mensen om hem gaan geven, zoals het schoolhoofd en ook klasgenoten. Levensechte dialogen en onvergetelijke personages met het hart op de juiste plaats, al zijn ze niet steeds even aardig. Geen lezer houdt het droog.

Theater:

  • Peter Handke: Kaspar (1968, volw.). Toneelstuk dat met Kaspar Hauser als voorbeeld wil laten zien hoe taal een mens kan dwingen zich aan te passen aan de heersende normen en waarden. Kaspar is hier ook een woordspeling op Kasperle, de Duitse Jan Klaassen, een poppenkastfiguur die doet en zegt wat de poppenspeler wil.

Film:

  • Werner Herzog: Jeder für sich und Gott gegen alle (1974). In acht delen in het Duits te zien op Youtube: http://www.youtube.com/playlist?list=PL3DAE5F5CBE7A10A6 of zoek naar het kanaal van misanthropx. De film volgt Kaspar Hauser vanaf zijn bevrijding uit de kelder tot zijn dood, zonder de expliciete politieke achtergronden die Dieltiens geeft. De naïviteit en originaliteit van Kaspar komen  goed uit de verf, evenals de gretigheid van notabelen om hem als rariteit te onderzoeken en tentoon te stellen.

Groepsgesprek over het boek    terug naar boven

Dit gesprek kan plaatsvinden in de bovenbouw van een middelbare school, bij studenten letterkunde en in een leeskring van volwassenen. Daarom wordt hieronder niet gesproken over leerlingen maar over lezers.

Laat de lezers eerst stoom afblazen. Stel dan vragen:

  • Wat vind je goed aan dit boek? Of mooi? Of spannend?

  • Wat vind je niet goed aan het boek? Of saai? Of lelijk, erg, vreemd?

  • Wat begrijp je niet? Zie je dingen die mooi op z'n plek terechtkomen, of dingen die niet kloppen of mysterieus zijn?

  • Zie je ook terugkerende patronen ofstramienen?

De laatste vraag gaat over stijl en opbouw van het boek. Op deze vraag kunnen antwoorden komen als:

  • Het boek bestaat uit twaalf delen (exclusief Proloog en Epiloog), om beurten vanuit Manfred en over/vanuit Kaspar geschreven, gescheiden door een zwarte pagina met een wit silhouet: voor Manfred het silhouet van een haas en voor Kaspar van een paard met gebroken achterbenen. Op de laatste zwarte pagina, bij het Nawoord, staan beide silhouetten.

  • Steeds wordt Manfred vergeleken met een haas, en voor Kaspar is het paard met de kapotte achterbenen een belangrijk symbool: Manfred, p. 32: 'Wie het hazenmonster gedurende twintig tellen in de ogen durft te kijken, mag me zoenen op de wang.'

    p. 171: Hazen huilen niet. p. 261: De angsthaas had gewonnen. 383: Ik was nog steeds een haas en ik had het gevecht met de draak verloren.

    Kaspar, p. 338: Ik kreeg iedere nacht dezelfde droom. Ik vond mijn houten paardje terug in een donkere kelder. Dat ene waarvan de twee achterpoten waren gebroken. Ik speelde ermee en toen werd het paard levend en het holde op zijn kapotte benen de kelder uit.

  • De zwarte pagina's bevatten een citaat van een filosoof of schrijver (Hegel, Italo Calvino, Goethe, Anselm von Feuerbach, Chinees spreekwoord (2x), Pyrrho, Paul Verlaine, Midrash, Rhynvis Feith, Henri Chapin, Johann Peter Uz).

  • Afwisseling tussen alwetende verteller en Manfred of Kaspar (in dagboek, cursieve letter) als verteller.

  • Manfred gelooft in katholieke heiligen en praat met ze via de heiligenprentjes die hij bij zich draagt, zoals Augustinus, Conradus van Konstanz, Anastasia, Elisabeth van Thuringen, Franciscus, Pelagia, Rosa en Christoffel.

  • Veel bijgeloof, volksgebruiken, paranormale begaafdheid en geloof in tekens. p. 27: De ganzenlever had een nacht in knoflookmelk gestaan om de duivel weg te houden.  p. 100: Mijn moeder kon praten met engelen. p. 283: Van mijn moeder wist ik dat negenentwintig september een unieke datum is. Op de dag dat de aartsengel Michaël de draak verslaat, krijgt ieder nieuwgeboren kind een geschenk van de heiligen mee. p. 299: Ik wist dat ik nog nooit zo sterk de tekens had gevoeld. Heel de opzet van deze avond had een betekenis. p. 305: Voor het eerst noemde hij mij bij mijn voornaam. Het was een teken, wist ik. Een slecht teken. p. 414: Boven zijn hoofd scheerden wat huiszwaluwen, een goed teken.

  • Veel personages die evenals Kaspar Hauser historisch zijn, zoals Hennenhofer, kroonprins Karl von Baden en zijn Franse prinses Stéphanie.

  • Veel Vlaamse woorden: stalling voor stal, bussel twijgen voor bos twijgen, aan de beterhand voor aan de beterende hand, passioneel voor gepassioneerd, rechtstaan voor rechtop staan, uitschuiven voor uitglijden, woonst voor woning, toelating voor toestemming, welstellend voor welgesteld, geschrift voor handschrift, ik was er niet gerust in voor ik was er niet gerust op, solferstokje voor zwavelstokje, en dergelijke.

  • Slotzinnen van hoofdstukken die vooruit lopen op het vervolg en daardoor nieuwsgierig maken, zoals p. 28: Als ik mijn handen naar haar uitstekte en jengelde om gepakt te worden, antwoordde mijn moeder: 'Manfred, stop ermee. Alles is anders nu.' Mijn God, ja, hoe waar werden haar woorden... p. 87: Ik was ervan overtuigd dat Conrad mij niets zou kunnen maken. Hoe verkeerd kan een kind denken... p. 300: Morgen zou alles anders worden. p. 406: Pas later besefte ik dat je geen naam mag geven aan iemand die je haat.

  • Zowel Manfred als Kaspar voelen mensen goed aan, Manfred door zijn intuïtie en Kaspar door zijn sterk ontwikkeld reukvermogen. p. 82: Manfred als kind over de nieuwe vlam van zijn moeder: Deze man was gevaarlijk. Dat voelde ik met mijn ogen dicht. p. 238: Kaspar: Ik kan ruiken of een mens goed of slecht is.

  • Veel als-vergelijkingen, vooral bij de Manfred-hoofdstukken: p. 89: De kast waarin al onze kleren samen opgevouwen lagen als een verbond dat niet te verbreken viel. p. 94: Zijn handen waren even koud als die van de lijken die ik samen met mijn moeder had gewassen. p. 407: hij bleef als een omgevallen boom op het gras liggen.

  • Verschillende schrijfstijlen. Manfred, die schrijver wil worden, is bloemrijk, p. 16-17: Na de middagsoep rustten de takken onder een doorschijnende deken van zilver en oker, en als ik 's avonds in bed werd gelegd, dekten ze zichzelf toe in tinten van violet en oranje licht tot de nacht alle kleuren uitveegde. Kaspar schrijft aanvankelijk authentiek, naïef, experimenteel, Dada-achtig: p.155-156: Mijn geboorte. Opeens werd alles anders./ Het rook iets./ Het hoorde iets./ Het voelde iets./ Het zag iets./ Maar het wist nog niets. p. 165: Kaspar wil niet Kaspar zijn./ Kaspar wil terug naar niets./ Kaspar wil terug het zijn./ Kaspar wil het./ Kaspar wil. Dat komt doordat hij zich de taal eigen maakt op een basale manier die samenvalt met de ontdekking van zijn 'ik'. Later schrijft hij veel aangepaster, zie zijn gedicht op p. 427: Mijn eerste jaar begroet ik heden/ in dank en liefde blij-tevreden.

  • De lezer wordt vaak op het verkeerde been gezet: je denkt eindelijk te weten hoe het in elkaar zit, maar dan blijkt het toch weer anders. Dit zorgt voor verrassende wendingen.

Spelregels en tips:

  • Heb als leerkracht/groepsbegeleider een open houding: er is niet één waarheid, één oplossing of één goed antwoord. Een gesprek kan juist opbloeien door de diversiteit aan meningen en interpretaties.

  • De lezers moeten het boek goed kennen voordat ze er een groepsgesprek over kunnen houden. Dan kunnen ze hun mening uitleggen aan de hand van fragmenten uit het boek. Laat ze paginanummers noteren waar iets opvallends staat.

  • Er zijn meer vragen mogelijk; ontwikkel als leerkracht/begeleider daarin een eigen stijl.

  • Alles mag gezegd of opgemerkt worden. Niets is gek of stom. Laat de lezers merken dat het belangrijk is wat ze zeggen.

  • Iedereen luistert naar elkaar. Er wordt niet door elkaar gepraat.

  • Stel geen gesloten vraag waarop maar één antwoord mogelijk is. Vraag liever: ‘Waar zie je dat?’, ‘Hoe bedoel je dat?’, ‘Heb je daar een voorbeeld van?’ of ‘Vertel eens…’.

  • Laat het gesprek niet langer duren dan nodig. Het ene boek geeft meer gespreksstof dan het andere. Dit boek geeft zeer veel gespreksstof omdat het niet alleen een historische roman is, maar ook een psychologische thriller en een politieke misdaadroman.

  • Een groepsgesprek houden over een boek werkt het best als er regelmatig op deze manier met elkaar wordt gepraat. Dan raken de lezers eraan gewend en gaan ze het boeiend vinden om op ontdekkingsreis te gaan in een volgend boek.

  • Deze aanpak is gebaseerd op verschillende inspirerende boeken: Aidan Chambers: Vertel eens en De leesomgeving, Biblion, Den Haag 2001, en Jan van Coillie: Leesfeesten en boekenfeesten – Hoe werken (met) kinder- en jeugdboeken?, NBD/Biblion, Den Haag 2007.

Praten    terug naar boven

Over de omslag

Praat met elkaar over de omslag. Wie is die man met groene sjaal? Waarom denk je dat? Wat is goed te zien, wat minder goed? Naar welke fragmenten uit het boek verwijst de afbeelding? Wat vind je van de kleur zwart in verband met de titel en de inhoud van het boek?

Stel je voor: het boek wordt opnieuw uitgegeven, met dezelfde of een andere omslag. Wat zou jij de uitgever adviseren? Praat met elkaar over diverse voorstellen die het wel of niet gaan halen. Kom met argumenten. Wat zou de schrijfster vinden van de huidige omslag (eerste en tweede druk)?

Over de beginzin

Het is zover. Vandaag dood ik een mens. (p. 7)

Zo begint het 485 bladzijden dikke boek. Wat vind je van deze beginzin? Saai, spannend, gewoon, bijzonder of iets anders? En waarom vind je dat? Praat er samen over. Nodigt deze zin je uit tot verder lezen? Maakt hij je nieuwsgierig? Wat voor vragen roept hij bij je op? Waarover zou een verhaal met zo’n beginzin (kunnen) gaan?

Verzamel met elkaar uit diverse boeken een aantal beginzinnen. Lelijke en mooie, saaie en spannende zinnen. Bespreek ze met elkaar. Welke beginzin vinden jullie de beste? Welke de slechtste?

Over Manfred

Ik was me er niet bewust van hoe lelijk ik was. Als je door je moeder wordt gedragen, ben je altijd mooi. (p. 24)

Als haas ben ik geboren en als haas zal ik sterven. Het is niet erg. (p. 461)

Zoek in het boek een kort stukje dat karakteristiek is voor het personage Manfred. Lees elkaar de gekozen fragmenten voor en praat erover. Wie is Manfred? Hoe ziet hij eruit? Wat zijn zijn eigenaardigheden, verlangens, geheimen? Verandert Manfred in de loop van het boek?

Over Kaspar

Kaspar was zestien, misschien zeventien jaar, toen hij in de wereld verscheen. Niemand wist precies waar en wanneer hij geboren was. Hij wist het zelf niet eens. (p. 58)

Ik heb diepe en zelfs intieme gesprekken met hem gevoerd, maar nooit heb ik geweten hoe eenzaam hij zich voelde. (vriendin Isolde over Kaspar, p. 468)

Zoek een ander fragment in het boek dat karakteristiek is voor het personage Kaspar. Lees elkaar de gevonden fragmenten voor en praat erover. Wie is Kaspar? Hoe wordt zijn uiterlijk beschreven? Hoe ziet zijn binnenwereld eruit? Wat maakt zijn dagboek duidelijk? Wat wordt in de loop van het verhaal helder over hem? Wat blijft raadselachtig?

Over het perspectief

Praat met elkaar over het perspectief van waaruit de roman is geschreven. Wie vertelt wat? Hoe wordt dat in de diverse hoofdstukken duidelijk gemaakt?

De geschiedenis van Manfred wordt door hem zelf verteld. De geschiedenis van Kaspar door een alwetende verteller en in dagboekvorm - cursief - door Kaspar zelf. De hoofdstukken over Manfred en Kaspar wisselen steeds. Hoe ervaar je als lezer die afwisseling? Wat voor effect heeft het op je? Ervaar je het als een vorm van lezertje pesten? Wordt het boek er begrijpelijk en leesbaar door? Vind je het een truc? Is het verhaaltechnisch noodzakelijk? Razend knap? En waarom?

Over citaten

Er bestaat geen echte waarheid, maar wel een waarheid die steeds dieper en rijper wordt. (Hegel, p. 6)

Dit is het eerste citaat dat in het boek voorkomt. Elk hoofdstuk begint met een citaat.

Lees ze en stel een top-3 samen van beste citaten. Bespreek elkaars keuze en de motivatie die daarachter zit.

Wat vind je van het gebruik van die citaten in het boek? Wat voor effect hebben ze op jou als lezer? Voegen ze iets toe aan het verhaal?

Over heiligen en hun bidprentjes

Mijn stiefvader had de heiligen in huis verboden. Als hij een bidprentje vond, scheurde hij het aan stukken. Mijn moeder werd vindingrijk in het verstoppen van haar heilige vrienden. Sint Franciscus zat in de bus met meel, de heilige Pelagia in mijn moeders naaikistje en Elisabeth van Thuringen bleef verborgen in haar schortzak. (p. 203)

Heiligen en prentjes van heiligen zijn belangrijk voor Manfred en zijn moeder. Het zijn vrienden op wie je kunt vertrouwen en die je ondersteunen. Maak met elkaar een lijst van heiligen die in het boek voorkomen. Lees elkaar fragmenten voor over wonderlijke heiligenlevens. Wat zijn top-heiligen voor Manfred, en van welke moet hij weinig hebben?

Zijn er voor jou ook heiligen bij die hoog of laag scoren?

Praat samen over heiligen van nu. Bestaan ze? Wie zijn het? Kun je popsterren en voetbal-idolen beschouwen als moderne heiligen? Waarom wel of niet?

Over Christoffel

Omdat een man aan zijn vrouw moet bewijzen dat hij moedig is. Als hij uit de rivier water schept, en zij drinkt het op, dan krijgt ze een mooi en sterk kind dat gezegend is door de heilige Christoffel. (p. 23)

Een prent houdt hij over. Christoffel. De heiligen die reizigers begeleidt. In Backa Palanka vertelt men aan de kinderen dat de reus met de hondenkop, Rebrobus, hier de rivier wilde oversteken, toen een klein kind hem vroeg om hem naar de overkant te dragen. De reus nam het kindje op zijn schouder en stak de rivier over. Het water werd woester en woester en bij iedere stap die de reus zette, woog het kind zwaarder. (p. 478)

Reus Rebrobus die het zware Christuskind droeg, wordt door datzelfde kind gered. Zo komt de reus aan zijn naam Christoffel.

Aan het eind van het boek is de prent van Christoffel het enige plaatje dat niet wordt verscheurd. Wat zou dat kunnen betekenen? Praat er met elkaar over.

Zoek op internet afbeeldingen van Christoffel.

Zoek in het boek fragmenten die te maken hebben met Christoffel, met dragen en gedragen worden. Wie draagt daar wie? Lees elkaar de fragmenten voor, interpreteer ze, leg verbanden.

Over bijgeloof

'Ik was op weg naar huis met een mand ganzeneieren die ik nog moest beschilderen. Ik was te gehaast en struikelde waardoor er een paar eieren braken. Ik verwachtte je pas drie weken later, maar toch kwamen de eerste weeën. (…)

'Ik nam de kortste weg, door het berkenbos en langs het klaverveld, en daar zag ik een leger hazen met jongen. Ik sloeg mijn handen voor mijn gezicht, maar het was al te laat. Mijn ogen hadden de hazen gezien en zij hadden mij gezien. Tijdens de paasweek moet je hazen vermijden. Ik wist dat ik er de gevolgen van zou dragen. Gebroken eieren voor Pasen  en de hazen op mijn weg... Toen ik voor ons huis stond, braken de vliezen.' (moeder van Manfred over de ‘oorzaak’ van zijn hazenlip, p. 113)

In de roman komen veel uitspraken voor die te maken hebben met bijgeloof. Ga op zoek naar dergelijke fragmenten, noteer het paginanummer, lees ze elkaar voor.

Praat met elkaar over bijgeloof. Waren mensen vroeger meer bijgelovig dan nu? Is het primitief om bijgelovig te zijn? Welke leuke kanten en welke minder leuke kanten zitten er aan bijgeloof? Ken je mensen die erg bijgelovig zijn? Hoe uit zich dat? Ken je mensen die (zeggen dat ze) helemaal niet bijgelovig zijn? Ben je zelf bijgelovig? Wat is het verschil tussen bijgeloof en geloof? Is New Age een vorm van modern bijgeloof?

Over kelderkinderen

De titel van het boek is Kelderkind. Naar welk(e) personage(s) verwijst die titel?

Achter in het boek op pagina 486 staat een opdracht: Voor alle kelderkinderen. Wie zou de Vlaamse auteur Kristien Dieltiens daarmee bedoelen?

Over mismaakt zijn en gepest worden

De oudste van de bende propte zijn zakdoek in mijn mond, een ander bond zijn zakdoek voor mijn ogen. Ze knevelden mijn handen op mijn rug en duwden me vooruit. Ik struikelde en viel, maar ze trokken me weer overeind. (...)

De jongens sleurden me de heuvel af en we bereikten een plek waar ik het klaterende water van een beek hoorde. Ik werd de ondiepe beek ingeduwd – het water was ijskoud – en ze bonden me vast aan een boom die net als ik half in het water stond.

'We hoeven geen monster in onze klas. Jij blijft hier.' (p. 174-175)

Zolang zijn klasgenoten onder toezicht staan, durven ze Manfred niet te pesten, maar op een zaterdagmiddag in het bos grijpen ze hun kans.

Pesten gebeurt nog steeds, vooral in het geniep, en kan fatale gevolgen hebben. Alleen al tussen november 2012 en februari 2013 pleegden drie Nederlandse jongeren zelfmoord omdat ze gepest werden: de 20-jarige Tim Ribberink, de 15-jarige Fleur Bloemen en de 13-jarige Anass Aouragh. (Anass' vader gelooft overigens dat het moord was.)

Pestprotocollen op scholen blijken nauwelijks te werken: ze liggen onder in de la van de directie en er gebeurt weinig mee. Voer een gesprek in de groep over hoe pesten, inclusief het verspreiden van bangalijsten, wèl gestopt kan worden. Nog beter: organiseer een studiedag met discussies in alle klassen. Besteed aandacht aan het bekende argument van pesters: 'Ze vragen er zelf om.' Vroeg Manfred erom?

Lees Wonder van R.J. Palacio (Querido, 2013), een ontroerend, eigentijds verhaal over de mismaakte August. Ook hij gaat pas op zijn tiende naar een gewone school en wordt meteen gepest. Vraagt August erom gepest te worden? Mag je 'anders zijn' op school? Andere kleding dragen? Van andere muziek houden? Jezelf zijn? Niet bij het populaire groepje willen horen?

Kinderen van 8-12 jaar kunnen zo'n gesprek voeren aan de hand van De club van lelijke kinderen van Koos Meinderts. Van dat boek bestaat ook een filmversie en een schoolmusical.

Over vrijheid en gevangenschap

Hoe kan ik haar duidelijk maken dat ik nu minder vrij ben dan in mijn kooi? Ik heb me in de donkere kooi nooit gevangen gevoeld. (p. 242-243)

De kelder waarin Kaspar dertien jaar gevangen zat, bood ook veiligheid. Soms verlangt hij terug naar die kelder. Kun je je dat voorstellen? Praat er samen over. Is het mogelijk dat je gevangenschap soms prefereert boven vrijheid? Kun je zo’n situatie bedenken?

Wat zou je liever willen zijn: een tamme gans die altijd te eten krijgt maar te dik is om ver te kunnen vliegen of een wilde gans die zijn kostje zelf bij elkaar moet zoeken maar wel ver kan vliegen? Een tijger in een dierentuin die goed wordt verzorgd door oppassers en dierenartsen of een wilde tijger die zelf zijn prooi moet vangen en ieder moment jagers en stropers kan tegenkomen?

Over keuzes maken

'Mensen beweren dat je altijd de keuze hebt om iets wel of niet te doen. Dat is een leugen. Ik had nooit de keuze. Als ik had mogen kiezen, zou mijn leven er anders hebben uitgezien.'  (p. 8)

'Ik zou kunnen springen, denkt de man. Voor altijd verdwijnen. Mijn laatste reis. Het vraagt moed om in het donkere water te verdwijnen.

Ik zou ook de weg terug naar beneden kunnen nemen, denkt hij. Gewoon verdergaan. Het licht volgen. De zon komt op aan de horizon. Straks zal ze hoog staan, pal boven mijn hoofd. Mijn schaduw zal even niet meer zichtbaar zijn. Het vraagt moed om in het licht te blijven.

Ik heb de keuze.

Ja, die heb ik.' (p. 478, slotzinnen van het boek)

Kunnen mensen het leven leiden waar ze voor kiezen? Hebben mensen daarin een vrije keuze? Praat met elkaar over dat filosofisch probleem. Wat vind je, had Manfred keuzes in zijn leven? Waarin wel, waarin niet? Denkt hij aan het eind van het boek daar anders over dan in het begin? Hoe anders? Hoe komt dat?

Wat kun je uit je eigen leven, uit je eigen ervaring, vertellen over keuzes die je hebt gemaakt? Of over keuzes die je niet kon maken? In welk citaat, dat van pagina 8 of dat van pagina 478 herken je jezelf het meest?

Over het slot

Ik zou kunnen springen, denkt de man. Voor altijd verdwijnen. Mijn laatste reis. Het vraagt moed om in het donkere water te verdwijnen. (p. 478)

Dit zijn de bijna laatste regels van de epiloog. Wie is die man? Wat denk je: zal hij wel of niet in het water springen? Komen er in het boek al eerder verwijzingen voor naar een man die wel of niet in het water springt? Praat met elkaar over de afloop van het boek. Wat wordt er gesuggereerd? Vind je het een bevredigend slot? Waarom? Zit je nog met vragen over het verhaal? Vertel ze elkaar. Zoek of bedenk samen antwoorden. Welke vragen zou je, via de uitgeverij (info@eenhoorn.be), willen stellen aan de schrijfster?

Doen    terug naar boven

Citaten verzamelen

Het mysterie maakt de mens. (Italo Calvino, p. 47)

Opdracht voor een paar weken of tip voor een heel leven: Schaf een notitieboekje aan en word  verzamelaar van citaten die je treffen. Vergeet niet de bron te vermelden. Als je boekje vol is, dateer en nummer het en koop een volgend notitieboekje.

Citaten vertalen

Alles vergängliche ist nur ein Gleichnis. (Goethe, p. 80)

Gaspard Hauser chante // Je suis venu, calme orphelin, / riche de mes seuls yeux tranquilles, /  vers les hommes des grandes villes: / ils ne m’ont pas trouvé malin. (Verlaine, p. 415)

Du,  Rose sollst mein Haupt umkränzen: / Dich lieben Venus und ihr Sohn. / Kaum seh ich dich im Bussche glänzen, / So wallt mein Blut, so brenn’ich schon. (Uz, p. 480)

Drie citaten uit het boek in een andere taal. Maak een vertaling. Vergelijk jouw vertaling met die van een ander.

Van een citaat een plot maken

Kies een citaat uit het boek of een citaat uit eigen verzameling. Bedenk er een simpele plot bij voor een verhaal. De plot mag maar drie zinnen omvatten.

In zin 1 een uitgangssituatie (plek, personage, probleem).

In zin 2 een verandering/wending.

In zin 3 een onverwacht slot waarmee het verhaal rond komt.

Bijvoorbeeld:

De voeten van de man brengen hem naar zijn eindbestemming. (uit De Midrash, p. 436)

Mogelijke plot bij dit citaat:

1 Een marathonloper loopt aan kop, drie kilometer voor de finish.

2 Een verwarde vrouw uit het publiek probeert hem met al haar inzet tegen te houden.

3 De marathonloper schudt zich los, rent door, finisht als eerste en krijgt een fatale hartaanval.

Andere plot bij hetzelfde citaat:

1 Een jongeman steekt over naar het kerkhof om het graf van zijn moeder te bezoeken.

2 Als uit het niets komt een auto aanrijden die de jongeman schept.

3 Vijf dagen later wordt de jongeman naast zijn moeder begraven.

Een flashforward schrijven

Ik wist niet dat ik hem tien jaar later zou terugzien en dat onze levens in elkaar zouden vervlechten, zoals Ida met haar lichtend hert. (p. 179)

Met deze zin eindigt Kristien Dieltiens een subhoofdstukje. Het is een blik-vooruit, een zogenaamde flashforward. In een flashforward wordt een tipje van de sluier opgelicht over hoe het verhaal zich verder zal ontwikkelen. De bedoeling van zo’n blik-vooruit is spanning oproepen: de lezer wordt geprikkeld om verder te lezen. Een flashforward kan uit één zin bestaan, maar ook langer zijn, een hele pagina of meer beslaan. Een flashforward bevat vaak een concreet beeld of naam, en moet altijd geheimzinnig spannend zijn. Kristien Dieltiens maakt in haar boek vaak gebruik van die techniek. Zoek meer voorbeelden op. Vaak staan ze aan het eind van een hoofdstuk.

Schrijf een flashforward van één zin die begint met: Ik wist toen nog niet dat jaren later…

Schrijf één andere zin die begint met: Hoe kon X (naam) toen weten dat Y (andere naam) de volgende dag…

Eentje die begint met: Als ik toen niet naar… was gegaan, zou…

En een flashforward-zin die weer anders begint.

Lees eigen en andermans flashforward-zinnen. Werk een geschikte zin van die reeks uit tot een wat langere flashforward van maximaal vijf zinnen.

Geef die flashforward aan een groepsgenoot. Hij/zij schrijft een korte alinea die aan de flashforward voorafgaat.

Vergelijkingen bedenken

De zilveren berken omringden me als wachters. (p. 12)

Een paar goede herinneringen bewaar ik als parels in een doosje.(p. 99)

Ruzies kunnen ontploffen. Zoals buskruit.(p. 346)

Kristien Dieltiens schrijft soms treffende zinnen waar een vergelijking in zit.

Schrijf de volgende beginzinnen over en vul ze aan met een vergelijking zoals je denkt dat de schrijfster het heeft gedaan. Kijk daarna op de desbetreffende pagina om jouw vondst met die van haar te vergelijken.

De punt van het mes zou even gemakkelijk door het lijfje gaan als… (p. 5)

Haar armen waren… (p. 11)>

Ik groeide en bloeide in haar handen, als… (p. 13)

De in vorm geknipte heesters waren net… (p. 48)

maar de naakte takken leken op… (p. 48)

Het blauw van zijn ogen had dezelfde tint als…(p. 62)

De manier waarop ze mijn naam uitsprak, was als een… (p. 99)

Ik was ook verscheurd door de twee namen die hij me had gegeven. Ze bleven aan me plakken als… (p. 99)

De waarheid was even donker als…(p. 299)

Ik zal nooit zijn glimlach vergeten. Alsof… (p. 402)

Zoek in het boek naar een geschikte zin waar geen vergelijking in voorkomt. Schrijf die zin over en voeg er een Dieltiens-vergelijking aan toe.

Schetsen van Kaspar Hauser maken

Zoek via Google Afbeeldingen naar portretten van Kaspar Hauser. In Ansbach, waar Kaspar gewoond heeft, staat dit standbeeld van hem:

Vergelijk dit beeld met de beschrijving van Kristien Dieltiens hoe Kaspar Hauser op Pinkstermaandag 1828 plotseling op het stadsplein van Neurenberg stond (p. 59). Zijn houding, kleding en luttele bagage worden beschreven op p. 64/65. Veel verder in het boek komt een beschrijving van zijn kleren (zijn opengesneden laarzen) terug (p. 407). En op p. 414 zegt Manfred: Ik liet Kaspar achter met de twee brieven in zijn rechterhand en zijn hoed in de linker.

Vraag of iemand uit de groep kan gaan staan zoals Kaspar Hauser stond op het plein in Neurenberg. Geef het model rekwisieten: een hoed, brieven. Uit zijn houding moet vervreemding en apathie spreken.

Maak snelle schetsen van het model. Bekommer je niet al te veel om het resultaat. Probeer de intentie van de figuur te vangen. Hoe meer schetsen je maakt, hoe groter de kans is dat er een bij zit waar je tevreden over bent. Als het model moe is, vraag dan een ander om die rol op zich te nemen.

Digitaal het graf van Kaspar Hauser bezoeken

Hier rust

Kaspar Hauser

Het raadsel van zijn tijd

Onbekend zijn geboorte

Donker zijn dood

(p. 474)

Dit is de tekst die op het graf van Kaspar Hauser staat. Hoe denk je dat zijn graf eruit ziet? Een platte steen, een staande zerk, een beeld, een teken/symbool, jaartallen, struiken, bloemen? Bedenk iets en maak een vlugge schets.

Zoek daarna, bijvoorbeeld via Google Afbeeldingen, naar een foto van zijn graf. Klopt de tekst van Kristien Dieltiens? Lijkt je schets op het graf in werkelijkheid? Wat is opvallend anders?

Maak een print van de foto van het graf en stop hem in het boek.

Boek met film vergelijken

Bekijk de film van Werner Herzog over Kaspar Hauser Jeder für sich und Gott gegen alle. De film is uit 1974 en op YouTube in acht korte delen te zien.  http://www.youtube.com/playlist?list=PL3DAE5F5CBE7A10A6

Vergelijk het boek en de film. Komt de Kaspar uit de film overeen met jouw beeld van Kaspar uit het boek? Welke scènes komen in beide voor? Wat zijn opvallende verschillen? Denk je dat Kristien Dieltiens de film heeft gezien? Ja, waarom? Nee, waarom niet?

Een nawoord schrijven over de politieke achtergrond

Lees het Nawoord van Kristien Dieltiens op pagina 481 over Kaspar die echt bestaan heeft, Manfred die fictief is en over de vrijheid van de schrijver om een eigen waarheid te bedenken. Over de politieke situatie van Duitsland in het begin van de negentiende eeuw schrijft ze niets in het Nawoord. In de roman geeft ze mondjesmaat informatie over dat aspect (p. 225 en p. 451-453).

Zoek via Wikipedia meer informatie. Zoekwoorden: Karl von Baden, Klemens von Metternich, Stéphanie (de Beauharnais), Duitse Bond. Gebruik je materiaal om een kort nawoord te schrijven (maximaal 200 woorden) over de politieke achtergrond van het boek. Daaruit moet blijken waarom Hennenhofer er zo op gebrand was om Kaspar te doden. Probeer in de stijl van Kristien Dieltiens te schrijven.

Onderzoek doen naar andere personages

Ik nam de vrijheid om met alle historische puzzelstukjes mijn eigen waarheid te vertellen. (Kristien Dieltiens in haar Nawoord, p. 481).

In de roman komen bekende tijdgenoten van Kaspar voor: Beethoven, Mozart, Napoleon. Kan dat kloppen, historisch gezien? Andere namen van voorkomende personages zijn: leermeester Daumer, pleegvader Philipp Stanhope, rechter Anselm von Feuerbach, gravin Louise von Hochberg, dokter Samuel Hahnemann. Hebben ze echt bestaan of zijn ze fictief? Hoe zit dat met Johann Hennenhofer? Zoek het op, bijvoorbeeld via Wikipedia. Doe leuke ontdekkingen. Bijvoorbeeld dat dokter Hahnemann de grondlegger was van de homeopathie. Of dat Von Feuerbach een boek heeft geschreven over Kaspar. De Nederlandse vertaling verscheen in 1832 onder de titel: Kaspar Hauser, Voorbeeld eener misdaad gepleegd tegen de geestvermogens of het zieleleven eens menschen.

Links    terug naar boven

Lieke van Duin studeerde sociologie van kunst en cultuur. Kinderboekenrecensent. Auteur, bewerker en vertaler van kinderboeken. Geeft les in de cursus Oordelen over kinder- en jeugdliteratuur. Geeft workshops over eigen kinderboeken op scholen en in bibliotheken.

Jos van Hest studeerde Nederlands en theaterwetenschappen. Dichter, publicist, presentator en poëziedocent. Verbonden aan de School der Poëzie. Schrijft lesbrieven en geeft workshops op scholen, in bibliotheken en gevangenissen.

Reacties naar aanleiding van deze lestips zijn zeer welkom. U kunt ze sturen naar: lestips@woutertjepieterseprijs.nl