door Lieke van Duin en Jos van Hest

Doodgewoon

Bette Westera & Sylvia Weve, 2014

Boek

Leeftijd en (voor-)lezen

Voor wie verder wil lezen

Groepsgesprek

Praten

Doen

Links

Boek   terug naar boven

Doodgewoon van Bette Westera en Sylvia Weve heeft het in zich om een klassiek poëzieprentenboek over de dood te worden. Het bevat een vijftigtal gedichten over de dood vanuit allerlei invalshoeken. Van filosofische bespiegelingen hoe het zou zijn als je niet kon sterven tot nadenken over hoe het in de hemel is. Van fantaseren over het voornumaals tot reïncarnatie. Van een bermmonumentje tot een hemelbegrafenis. Van zeven dingen die je niet moet zeggen tegen iemand die net zijn vader heeft verloren tot oma’s jas die naar de kringloopwinkel gaat en waar je nog gauw een briefje in stopt dat dit de jas van jouw oma was. Van herinneringen aan je kindertijd tot een koffer vol herinner-dingen. Over gevoelige onderwerpen als een miskraam, een hospice, zelfdoding, een bijna dood-ervaring. Over begrafenisrituelen in andere tijden en culturen zoals in het epische gedicht Narayama, waarin een Japanse vrouw van zeventig jaar moet sterven om plaats te maken voor jongeren.

Niet alleen de thematiek is gevarieerd, toon en poëtica zijn dat ook, vergelijkbaar met Annie M.G. Schmidt, met wie Bette Westera in één adem genoemd wordt omdat haar verzen zo soepel ritmisch en vrijwel zonder rijmdwang lopen. Er zijn melancholieke, verdrietige, schrijnende en wanhopige gedichten bij, maar ook troostrijke en humoristische en grimmige. En af en toe een niemendalletje dat wellicht daarom niet in de inhoudsopgave staat.
Altijd overal is een gedicht dat door je ziel snijdt: Ik mis je achter op de fiets / ik mis je in de trein. / Ik mis je bij de H&M / en bij de Albert Heijn. // Ik mis je onder rekenen / ik mis je onder lezen. / Ik mis je in de winter, / bij het voeren van de mezen. Dit gaat nog elf coupletten door, met als laatste twee: Ik mis je als je jarig was / en iedereen er is. / Ik mis je als ik eventjes / niet merk dat ik je mis. // Ik mis je als ik keelpijn heb, / ik mis je als ik val. / Ik mis je nergens echt het ergst, / maar altijd overal.
Horloge daarentegen is van een vileine humor: Opa is dood, al een poosje. / Dat vind ik natuurlijk niet fijn. / Maar nu heb ik wel zijn horloge, / zijn koptelefoon en zijn trein.

Westera schrijft geestige kwatrijnen, beeldende ballades, pantoums met hun ingenieuze volgorde van regels, verhalende gedichten, gedichten als liedjes, opsommingen of als filosofisch dilemma; ze speelt met herhaling, omkering en tegenstelling. Met inventieve woordgrapjes varieert ze op bestaande uitdrukkingen: Is er lezen na de dood? Soms associeert ze op een bestaand gedicht; zo verwijst Zeemansgraf naar Ketelbinkie. En één keer verwijst ze naar een bestaande persoon, namelijk in De wilgenman, volkspoëzie over een man die van alles vlecht uit wilgentenen. Zijn werkstuk kan letterlijk uitlopen: Hij wordt een treurwilg, sterk en groot. // Zo vlecht hij leven uit de dood. Die wilgenman is de Amsterdamse kunstenaar Jan van Schaik.

In 2013 kreeg Sylvia Weve het Gouden Penseel voor haar beeldend werk in Aan de kant, ik ben je oma niet! (eveneens met tekst van Bette Westera). In Doodgewoon heeft ze zichzelf opnieuw overtroffen met ruim opgezette, expressieve prenten over de hele spread die de tekst versterken, interpreteren of aanvullen. Evenals de gedichten zijn de illustraties zeer gevarieerd. Soms zwart-wit met één steunkleur, vaker veelkleurig. Soms sober, soms abstract of verstild. Of Dada-achtig. Vaak grafisch, zwierig, dynamisch, decoratief, vol geestige details. Steeds verrassend en intelligent. Zelfs een simpele compositie van kruisjes met één staand kruis in een iets afwijkende kleur is sterk. Weve gaat vaak uit van kleurvlakken zonder lijnen. Ze sluit aan bij de cultuur waarin het gedicht zich afspeelt. Tussen veel pagina’s zit een halve pagina die qua beeld ingenieus en verrassend naar twee kanten aansluit op de aangrenzende bladzijden. Ze gebruikt verschillende technieken: aquarel, tekenen met penseel, collage met Japans zijdevloeipapier, viltstift, vlekken, vingerafdrukken.

Ook de vormgeving van het boek is uitermate fraai verzorgd. Belijning, belettering, de plaatsing van de tekst in de compositie, de linnen rug: alles is even doordacht. Drie kleurige leeslinten maken het af. Die zijn trouwens heel nuttig omdat paginanummering ontbreekt. Al met al een zeldzaam mooi en rijk boek. Terecht dat auteur en illustrator daarvoor samen de Woutertje Pieterse Prijs ontvangen.

Leeftijd en (voor-)lezen   terug naar boven

Een gedicht voorlezen doe je minstens twee keer, liefst vaker. Kies een gedicht dat bij leeftijd en situatie past en lees rustig voor. Doodgewoon bevat gedichten voor elke leeftijd. Een indicatie:

4+: Poes Minoes, Hier ligt ons kanariepietje, Horloge, Hier ligt Lotje.

6+: Altijd overal, Mees, Overal en nergens, Rouwkaart, In dit gras, Zijn stem, Deze rups, Opstaan.

8+: Zeemansgraf, Zonder jou, Kaarsje, Erfenis, Koffer, Nooit meer is voor altijd, Nog niet, Dit is het graf van in de tuin..., Cheeta, Mama, Oma Els, Moederdag, Kistkoe, Oma's jas.

10+: Als je nou eens, Hemel, Even maar, Een poosje dood, Te laat, Niet bang, Te klein, Sterren, Bermmonumentje, Verstrooid, Familieportret, Slapen, Hier lig ik dan.

12+: Hospice, Op eigen kracht, Hein, Steen en been, Beter niet, Tot in het graf, Fiesta de los Muertos, Voornumaals, Was ik dat kind? De wilgenman.

14+: Narayama, Vaas, Hemelbegrafenis.

De gedichten zijn te verdelen in:

filosofische gedichten: Als je nou eens, Hemel, Even maar, Een poosje dood, Niet bang, Sterren, Hein, Hemelbegrafenis, Tot in het graf, Fiesta de los Muertos, Cheeta, Mama, Voornumaals, Was ik dat kind? De Wilgenman, Slapen.

informatieve gedichten: Zeemansgraf, Hospice, Narayama, Hemelbegrafenis, Steen en been, Tot in het graf, Fiesta de los Muertos, Familieportret, De Wilgenman.

grappige/relativerende gedichten: Poes Minoes, Kanariepietje, Horloge, Vaas, In dit gras, Erfenis, Steen en been, Deze rups, Dit is het graf van in de tuin..., Cheeta, Mama, Opstaan, Verstrooid, Kistkoe, Hier ligt Lotje, Familieportret, Hier lig ik dan.

gedichten die empathie oproepen: Zeemansgraf, Altijd overal, Rouwkaart, Zonder jou, Mees, Overal en nergens, Kaarsje, Te laat, Op eigen kracht, Te klein, Zijn stem, Nooit meer is voor altijd, Beter niet, Bermmonumentje, Nog niet, Oma Els, Verstrooid, Oma's jas.

troostgedichten: Overal en nergens, Niet bang, Koffer, Zijn stem.

Voor wie verder wil lezen   terug naar boven

Ander werk van Westera & Weve

Ik leer je liedjes van verlangen, en aan je apenstaartje hangen Gottmer 2010, Zilveren Griffel 2011, 6+. Fabelachtige dierenverhalen, lenig rijmend vanuit een ongebreidelde fantasie, levendig, humoristisch, vol woordgrapjes en dubbele betekenissen, en steeds met een aardige clou. De aasgier plukt de goedgelovige pauw kaal door hem luchtkastelen te beloven. Als de das en de vlinder verliefd op elkaar worden, krijgen ze een nest vlinderdasjes. De overleden glimworm was een lichtend voorbeeld voor ons allen. De koe haalt melancholiek oude koeien uit de sloot. De pimpelmees pimpelt teveel, een scharrelkip valt van haar stokje en een oester die naar de dokter gaat omdat hij zo gesloten is, blijkt prachtig vanbinnen want hij bevat een parel. Nonsenspoëzie vol levenswijsheid. Met dynamische, expressieve illustraties: wild, geestig en avontuurlijk.

Aan de kant, ik ben je oma niet! Gottmer 2012, Gouden Penseel 2013, 8+. Twaalf bewoners van een zorgcentrum zijn geportretteerd in steeds twee gedichten: over hoe ze nu zijn en - achter een uitklappagina – over hoe ze vroeger waren. Grappige nonsensgedichten maar ook ontroerende zoals het gedicht over mevrouw Verweerd die zeven kinderen had gewild maar onvruchtbaar bleef, waarna ze op haar oude dag alsnog als oma werd geadopteerd door twee kinderen. Over meneer Bartels die vroeger als groenteman jongleerde met fruit en zo het hart van Alie stal, en nu, na zestig jaar, met beverige hand mandarijnen bij haar graf legt. En over de twee oude dames die al hun hele leven van elkaar houden en nu pas kunnen trouwen. Met schitterende prenten in een speciale druktechniek (PMS) die krachtige, diepe kleuren mogelijk maakt waar geen vierkleurendruk tegenop kan.

Ra, ra, wie ben ik? Verhalen over Haasje Repje, Hillen 2004; heruitgave als Haasje Repje, met nieuwe illustraties van Sylvia Weve, Gottmer oktober 2015, 3+. Twaalf lichtvoetige verhaaltjes over Haasje Repje en zijn kleine belevenissen met dieren als Slak, Eekhoorn, Rups, Mol en Merel. De onbevangenheid waarmee Haasje Repje in de dierenwereld staat, doet denken aan Kikker en Pad van Arnold Lobel. Hij doet Merel na die een nest bouwt en Reiger die op één been langs de sloot staat. Ook de dood is present: Als Haasje Repje een kever op zijn rug ziet liggen met zijn pootjes omhoog, reageert hij even verbaasd als Max Velthuijs' Kikker in Kikker en het vogeltje. Toch hebben de verhaaltjes een eigen sfeer met een vleugje wijsheid.

Kinder- en jeugdboeken over de dood

Er zijn tientallen goede kinder- en jeugdboeken over de dood. Een selectie:

Troostboeken

Judith Viorst: Dat is heel wat voor een kat, Kosmos 1972, Zilveren Griffel, 4+. Gottmer 1992-heden. Vanaf 2007 met nieuwe illustraties in kleur door Fleur van der Weel. Ontroerend ik-verhaal over verdriet om poes Roetje die dood is gegaan. Bedenk maar eens tien dingen waarom Roetje zo´n fijne poes is geweest, zegt mama. Bij de begrafenis van Roetje, in de tuin, komt de hoofdpersoon tot negen dingen. Dan zaaien ze bloemen op zijn graf. Dat Roetje´s dode lichaam nu helpt om de zaadjes te laten groeien is het tiende fijne ding.

Susan Varley: Derk Das blijft altijd bij ons, Lemniscaat 1984, 4+. Niet alleen voor kinderen waardevol maar ook voor volwassenen die een oud en geliefd iemand hebben verloren. In het verhaal sterft Derk Das nadat hij in zijn schommelstoel bij het haardvuur is gaan zitten en in slaap is gevallen. In zijn droom kan hij weer hardlopen en rent hij vele dassengangen door, totdat hij vrij en licht zweeft: Het was of hij uit zijn lijf was gevallen. De dieren in het bos zijn verdrietig en praten veel over Derk. De een heeft molletjes knippen van Derk geleerd, anderen schaatsen, dasstrikken of koekjes bakken. Soms moeten ze zelfs lachen om leuke herinneringen. Ten slotte roept één van hen vanaf een heuvel Dank je wel, Derk! en voelt dan dat Derk hem heeft gehoord. De met een fijn pennetje getekende en met aquarel ingekleurde prenten schetsen een idyllisch bosleven dat herinnert aan Britse klassiekers als Winnie de Poeh en De wind in de wilgen. Liefdevol verhaal waarin de dood beschreven wordt als een reis naar een onbekende wereld.

Max Velthuijs: Kikker en het vogeltje, Leopold 1991, Gouden Griffel en Zilveren Penseel, 3+. Klassieker die jong en oud troost biedt. Kikker vindt een vogeltje dat op zijn rug ligt met zijn pootjes omhoog.´Kijk,´ zei hij, ´kapot. Hij doet het niet meer.´ Varkentje denkt dat hij slaapt, Eend denkt dat hij ziek is, maar Haas weet dat hij dood is. Het vogeltje wordt door Kikker en zijn vriendjes met alle égards begraven. Dan gaan ze weer spelen. En boven hen zingt net zo´n vogel als ze daarstraks begraven hebben: het leven gaat door.

Dick Bruna: Lieve oma Pluis, Mercis 1996, 3+. Hoe vriendelijk - soft bijna - Bruna's verhaaltjes meestal ook zijn, hier verhult Bruna niets. Oma Pluis ligt in de kist, met deksel erop. Tranen en grafsteen zijn confronterend, juist doordat Bruna in zijn tekenstijl zoekt naar essentie. Toch blijft dit verhaal veilig: door de liefdevolle manier waarop oma begraven wordt onder 'n dekentje van mos, door de zorg van Nijntje die een tuintje van het graf maakt omdat oma zoveel van plantjes hield, en door het troostrijke slot: … en dan was het net, vond nijntje / net of oma haar verstond.

Bette Westera & Harmen van Straaten: Een opa om nooit te vergeten, Hillen 2000, 5+. Vlag & Wimpel. Ontroerend prentenboek over Joost wiens opa wordt begraven. Mama geeft Joost opa´s rode zakdoek waardoor hij zich allerlei momenten herinnert waarop opa en hij samen speelden en waarbij die zakdoek belangrijk was. In de sobere, bruingeelgroene prenten springt de rode zakdoek er op elke pagina uit als een reddingsboei, een teken van leven. En op de laatste spread springt Joost zelf ook weer rond, met opa´s zakdoek als vlag. Prachtig voorbeeld van de troostende werking van een herinner-ding.

Kitty Crowther: Kleine Dood en het meisje, Querido 2004, Zilveren Penseel, 4+. Origineel prentenboek waarin de dood een aardige jongen is die mensen in zijn veerbootje naar het dodenrijk vaart. Veel mensen zijn bang voor hem maar het meisje Lidewijde niet: zij leert hem zelfs spelletjes en kunstjes. Lidewijde wordt een engel en helpt Kleine Dood mensen op te halen; door haar lieve glimlach zijn die niet meer bang. Aansprekende, surrealistische sprookjesprenten in kleurpotlood.

Jef Aerts & Marit Törnqvist: Groter dan een droom, Querido 2013, Zilveren Griffel en Boekenleeuw 2014, 6+. Troostrijk prentenboek over een jongen die 's nachts bezoek krijgt van zijn overleden oudere zus. Ze neemt hem mee op een fietstocht door de stad, door het bos, over de beek, door het gras en zelfs door de lucht. Ze gaan naar het kerkhof waar haar buitenkant ligt begraven, naar het ziekenhuis waar ze lag en ze roeien in een bootje. Terug thuis vallen ze naast elkaar in slaap. De volgende ochtend is zus verdwenen, maar de kale, lege tafel uit het begin van het verhaal is nu een gezellige ontbijttafel vol warme broodjes, fruit, kaas en bloemen. En niet meer met drie stoelen eromheen, maar vier.

Britta Teckentrup: Een boom vol herinneringen, Gottmer 2013. Vos is oud en moe. Hij sterft in de winter. Zijn vrienden komen in de sneeuw rondom hem zitten en vertellen elkaar wat Vos voor hen betekend heeft. Terwijl ze praten, begint er op de plek waar Vos ligt ingesneeuwd een oranje plantje te groeien dat met elk verhaal groter wordt, totdat het in de zomer een enorme boom is waarin alle dieren een plekje vinden. Verrassende moderne variant op Derk Das blijft altijd bij ons, met gestileerde, warme prenten.

Over kinderen die sterven

Els Pelgrom en The Tjong Khing: Kleine Sofie en Lange Wapper, Querido 1985, Gouden Griffel en Gouden Penseel, 8+. Op een avond, als de doodzieke Sofie niet kan slapen, merkt ze dat haar poppen en knuffels tot leven komen. Haar kat Terror heeft een toneelstuk geschreven, Wat Er In Het Leven Te Koop Is, dat in haar papieren theatertje opgevoerd zal worden. Sofie's pop Lange Wapper, knuffel Beertje en kat Terror willen meespelen, en Sofie zelf ook. Ze stappen in de werkelijkheid van het spel en beleven daar middeleeuws aandoende avonturen waarbij Sofie hardhandig kennismaakt met armoede, rijkdom, honger, diefstal, straf, macht en machtsmisbruik. Alleen in het Tehuis voor Mislukte Kinderen heeft ze het goed. Wapper is in de gevangenis gegooid voor diefstal. Sofie en Terror vragen Beertje, die steenrijk is geworden, hem vrij te kopen. Beertje wimpelt dat af en verwijst naar de koning, die Sofie tenslotte in de cel naast die van Wapper laat gooien. Ze ontkomen ternauwernood. Zo leert Sofie in één nacht wat er in het leven te koop is. Aan het eind van het verhaal, wanneer ze weer terug zijn in het theatertje in Sofie's kamer, sterft Sofie. En dan rijdt ze in een open auto samen met haar vrienden weg. Een eindeloze reis was begonnen. Een onvergetelijk verhaal waarin werkelijkheid en fantasie, ernst en humor, magistraal zijn vervlochten.

Jacques Vriens: Achtstegroepers huilen niet, Van Holkema & Warendorf 1999, Prijs Kinderjury, 10+. Film 2012, Gouden Kalf Publieksprijs. Akkie is een stoer, levenslustig en sociaal meisje uit groep acht. Ze heeft gevoel voor humor, is dol op voetbal en als het moet kan ze een potje vechten. Ze kijkt uit naar de Cito-toets, het voetbaltoernooi en de afscheidsmusical. Op een dag voelt Akkie zich niet lekker en gaat met haar moeder naar de dokter. Ze blijkt leukemie te hebben en moet naar het ziekenhuis voor chemotherapie en bestralingen. Heel groep acht leeft met haar mee en omgekeerd bemoeit Akkie zich, ook vanuit het ziekenhuis, met de opstelling van het meidenelftal op het toernooi, met het schoolkamp en de musical. Met een pet op haar kale hoofd kan ze nog mee naar het kamp; daarna gaat ze hard achteruit en sterft ze. Op haar begrafenis zingt groep acht een lied uit hun musical: En al zie je elkaar niet meer / vergeet dan nooit één ding / die tijd die je samen deelde / blijft een fijne herinnering. Uit het leven gegrepen verhaal met levendige dialogen, dat door de humor niet loodzwaar wordt.

Eric-Emmanuel Schmitt: Oscar en oma Rozerood, Atlas 2004, 14+, verfilmd. Hoewel hoofdpersoon Oscar tien jaar is, is dit ontroerende brievenboek geschreven voor volwassenen. Oscar ligt met terminale kanker in het ziekenhuis maar vermaakt zich prima met andere patiëntjes en vooral met oma Rozerood, een vrijwilligster die sterke verhalen vertelt over haar vroegere leven als worstelaarster. Op haar advies schrijft Oscar brieven aan God. Die brieven zijn vrijmoedig, geestig en sprankelend, geschreven vanuit een enorme haast om nog uit het leven te halen wat erin zit. Elke dag telt nu voor tien jaar, zegt Oma Rozerood. En dus wordt Oscar de eerste dag verliefd op patiëntje Peggy Blue, kruipt hij de tweede dag bij haar in bed om te tongzoenen en ontmoet hij op de derde dag zijn 'schoonouders' aan Peggy's bed. Oma Rozerood is echter niet alleen maf, ze is ook een wijze, lieve vrouw die met Oscar praat over pijn, ziekte, angst voor de dood en over God. Door haar toedoen verzoent Oscar zich met zijn ouders die uit wanhoop niet wisten hoe met hem om te gaan. Als Oscar rustig is overleden – voor zijn gevoel honderdtien geworden – blijkt dat hij net zoveel heeft betekend voor oma Rozerood als andersom.

Virginia Lee: Vlinder voor Marianne, Lemniscaat 1974, Zilveren Griffel, 7+. Mark-Olivier is de jongste in een hecht gezin met vijf kinderen. Zusje Marianne ligt op sterven. Mark-O brengt haar elke dag iets: een torretje, een mooie steen, een tekening of een rups in een potje. Intussen gaat het leven door, met kinderen die elkaar helpen, elkaar plagen en zich drukken zodra er afgewassen moet worden. Als Marianne sterft, vliegt er een witte vlinder uit het glazen potje naast haar bed. Na de begrafenis tekent Mark-O die vlinder na. Het hele gezin ervaart Mark's vlinder als troost. Sober en realistisch geschreven verhaal met mild vleugje humor en spiritualiteit.

Sally Nichols: Als je dit leest, ben ik dood, De Fontein 2008, 11+. Sam, elf jaar, heeft leukemie en weet dat hij binnenkort doodgaat. Hij schrijft een boek over zichzelf met een droge humor die soms galgenhumor is. Sam maakt lijstjes, bijvoorbeeld over de dingen die hij nog wil doen, zoals Een beroemd wetenschapper worden, Alle horrorfilms kijken die ik niet mag zien, Tienerdingen doen, zoals drinken en roken en een vriendin hebben, en Vliegen in een zeppelin. Dat laatste doet hij ook echt nog, al is het onverstandig in zijn toestand. Zijn ouders houden hun hart vast, maar het geeft Sam het gevoel te leven! Ook maakt hij een lijst met manieren om voor altijd te leven, zoals Je lichaam laten invriezen. Als ze dan over een paar honderd jaar een geneesmiddel tegen leukemie en het geheim van het eeuwige leven hebben ontdekt, ontdooien ze je weer. In zijn boek wil hij het antwoord vinden op alle vragen waar niemand antwoord op geeft, zoals Hoe weet je dat je dood bent? Waarom maakt God kinderen ziek? Doet het pijn als je doodgaat? en Waar ga je na de dood naartoe? De juf die hem thuisonderwijs geeft, helpt hem antwoorden te vinden, onder meer via internet. Zo gaat hij zonder angst de dood tegemoet. Heftig, realistisch en ontroerend, allerminst zielig of sentimenteel.

Over jongeren die sterven

Peter Pohl & Kinna Gieth: Ik mis je! Ik mis je! Querido 1994, 14+. August Strindbergprijs (Zweedse prijs voor volwassenenliteratuur). Young Adult roman over dood en leven, erotiek/sex en onthechting, verdriet en vreugde, God en kosmos. Een scala aan volwassen items, samengebald in het leven van een veertienjarig meisje. Door een auto-ongeluk verliest Tina haar tweelingzusje Cilla. De onwezenlijke tijd daarna wordt gedetailleerd en invoelend beschreven. De herdenkingsdienst met Yesterday van Lennon en McCartney. De zielloosheid van een woord als 'gecondoleerd'. De onbereikbaarheid van de andere gezinsleden omdat ieder zich opsluit in zijn eigen verdriet. Tina's nachtmerries waarin ze ruzie heeft met Cilla. Haar schrik als ze in de spiegel kijkt en 'Cilla' terugkijkt. De vriendinnen die steeds terugkomen, al weten ze niet wat ze moeten zeggen. Het samen huilen en lachen. De psycholoog die Tina over haar schuldgevoel heen helpt en zegt dat ze Cilla niet moet idealiseren. Tina leest gulzig alles wat ze vinden kan over de krachten van het ik, de zin van het leven, God, het bestaan van andere werelden. Uiteindelijk gaat het goed met haar. Huilen, praten, schrijven, toneelspelen en muziek maken hebben geholpen. Het verdriet blijft, maar de levensvreugde komt terug. Sarcasme, ironie en ernst wisselen elkaar af, met als leidraad: Je bent pas sterk, als je je gevoelens durft te tonen en als slot Als er iets fantastisch is, dan is het om vrienden te hebben. Een heftig, complex, (troost-)rijk boek, waarin de uitersten van het leven, deep down en hemelhoog, elkaar raken, nee: aansteken.

John Green: Een weeffout in onze sterren, Lemniscaat 2012, 14+. Verfilmd als The fault in our stars. De Amerikaanse Hazel (16) en Augustus (Gus,17) leren elkaar kennen in een praatgroep voor jongeren met kanker. Hazel is drie jaar geleden opgegeven, maar dankzij een nieuw medicijn leeft ze nog, weliswaar permanent aan de beademingsapparatuur. Gus z'n been is geamputeerd vanwege de kanker en hij denkt nu clean te zijn. Ze worden verliefd op elkaar en lezen elkaars lievelingsboeken. Voor Hazel is dat Een vorstelijke beproeving van de Nederlandse auteur Peter van Houten. Ze raken gefascineerd door het boek, maar zijn teleurgesteld dat het midden in een zin eindigt. Daarom gaan ze corresponderen met de auteur, vooral over hoe het verder gaat met de personages. Omdat de schrijver raadselachtig overkomt, besluiten ze hem in Amsterdam op te zoeken. Dat wordt financieel mogelijk gemaakt door een 'Laatste Wens'-Stichting. De ontmoeting met Peter van Houten valt echter bitter tegen. Bovendien heeft Gus veel pijn... John Green schrijft geloofwaardig en meeslepend in soms prachtige zinnen. Regelmatig verwijst hij naar klassieke literatuur. Hazel en Gus zijn intelligente pubers die bruisen van levenslust. Hun gesprekken bevatten veel ad rem verbaal kaatswerk, maar gaan ook filosofisch de diepte in over wezenlijke levensvragen. Ondanks de slechte prognoses voor beiden wordt het boek nergens melodramatisch. Humor en hoop overheersen, soms tegen beter weten in. Een indrukwekkende roman, ontroerend en meeslepend.

Over een vader of moeder die sterft

Ted van Lieshout: Hou van mij – bijna alle gedichten 1984-2009, Leopold 2009, 8+. Kloeke, door Van Lieshout zelf geïllustreerde verzamelbundel ter gelegenheid van de Theo Thijssenprijs. Ted van Lieshout schreef tientallen rake gedichten over de dood van zijn vader en zijn broer, en het missen van hen, van beschrijvend en melancholiek tot verwonderd en geestig. Ze zijn vooral te vinden in bundels als Van verdriet kun je grappige hoedjes vouwen (1986, Vlag & Wimpel), Als ik geen naam had kwam ik in de Noordzee uit (1987), Och, ik elleboog me er wel doorheen (1989) en Begin een torentje van niks (1994, Gouden Griffel), alle opgenomen in Hou van mij.

Tamara Bos & Annemarie van Haeringen: Papa, hoor je me? Leopold 2010, Vlag & Wimpel, 5+. De zevenjarige Polle praat, terwijl hij stratego-soldaatjes neerzet, in gedachten tegen zijn vader die 's nachts is overleden en nog thuis ligt. Er wordt een zoemend bed gebracht; de meneer van de begrafenisonderneming komt binnen; tantes, oma en bloemen arriveren. Intussen haalt Polle herinneringen op aan leuke dingen die hij met papa heeft gedaan, zoals schaatsen en naar de kermis gaan, maar ook aan het verhaal dat papa vertelde over het gevecht in zijn lijf tegen de gemene soldaatjes, een soort superlang stratego dat papa uiteindelijk verloor. Als Polle thuiskomt van de crematie praat hij nog steeds tegen papa. Want je blijft altijd mijn papa. En ik weet dat je me hoort. Mooi sober verteld verhaal over afscheid, zonder sentimentaliteit. De illustraties - rode en blauwe stratego-soldaatjes in gevecht - vertellen het verhaal in hun eigen beeldtaal.

Over een huisdier dat sterft

Lieke van Duin: Gijsje, illustraties Sandra Klaassen, Lemniscaat 2009, 5+. Ik-verhaal over de hechte relatie tussen een jongen en zijn gans. Gans Gijsje is intelligent, grappig en waakzaam en wordt als lieveling van de haven – waar papa en mama havenmeesters zijn – verwend met lekkere hapjes. Ze is te zwaar om mee te vliegen met de wilde ganzen en het lukt niet om haar te laten paren met een wilde gans. Pas nadat papa twee van haar eieren heeft omgewisseld voor bevruchte eieren uit een weiland, broedt ze twee kuikens uit. Eén van die kuikens, Guus, wordt sterker dan Gijsje en vliegt wel met de wilde ganzen mee. De ik-figuur is verdrietig maar bedenkt dan dat Guus een ganzengans is en dus voor de vrijheid kiest. Gelukkig heeft hij Gijsje nog, die een mensengans is. Op een dag wordt Gijsje doodgereden door een auto. Het verdriet is groot. De jongen begraaft haar samen met papa en mama in de tuin. Terwijl mama een beeld van Gijsje maakt, pakt hij de verrekijker en gaat op de dijk naar de wilde ganzen kijken. Misschien ziet hij Guus wel. Dierenliefde, loslaten en afscheid nemen zijn de thema's in dit verhaal dat op een waargebeurde geschiedenis is gebaseerd. Het bronzen beeld van Gijsje staat in de Pekelharinghaven in Medemblik.

Over sterven in de bergen (bij gedicht Narayama)

Marjolijn Hof: De regels van drie, Woutertje Pieterse Prijs 2014. Opi Kas, een Nederlandse overgrootvader die als haringvisser vaak in IJsland kwam, is daar in het noorden blijven wonen. Zijn dochter en kleindochter komen hem 's winters met twee achterkleinkinderen halen omdat ze vinden dat het niet meer gaat. Opi Kas denkt daar anders over: hij wil niet mee om weg te kwijnen in een Nederlands zorgcentrum; hij wil de bergen in om daar te sterven. Zijn achterkleinkinderen steunen hem daarin. Zie ook de lestips op www.woutertjepieterseprijs.nl.

Film De ballade van Narayama, (1983, Gouden Palm, 16+). De Japanse cineast Shôhei Imamura baseerde zich op de gelijknamige roman van Shichiro Fukazawa. Het verhaal speelt in de 19de eeuw in een afgelegen dorp in het noorden van Japan. Als de dorpelingen zeventig jaar oud zijn, moeten ze naar de berg Nara om te sterven. Zo maken ze plaats voor jongeren en blijft er genoeg voedsel voor de gemeenschap. De 69-jarige Orin ziet er nog goed uit, heeft al haar tanden nog en is nog vief. Toch moet ze zich voorbereiden op haar dood. De film volgt haar laatste jaar, waarin ze zorgt dat haar oudste zoon die weduwnaar is, trouwt en dat haar jongste zoon minstens één keer met een vrouw geslapen heeft. Indrukwekkende, rauwe maar ook ontroerende film.

Grappig met serieuze ondertoon

Ulf Stark & Anna Höglund: Kun je fluiten Johanna? Querido 1993, 6+. Zilveren Penseel en Vlag & Wimpel. Jongetje Ulf helpt vriendje Berra een opa te vinden. Ze vinden hem in een bejaardentehuis. Opa leert hen een vlieger maken, fluit voor hen het liedje Kun je fluiten Johanna? – zijn vrouw heette Johanna - en haalt streken met hen uit. Berra wil ook leren fluiten maar het lukt hem pas op de begrafenis van opa. De relatie tussen beide jongens en de nieuwbakken opa is prachtig weergegeven, in een mengeling van melancholie, stoere jongensdromen en menselijke warmte.

Ulf Stark & Anna Höglund: Mijn zusje is een engel, Querido 1996, 7+. Evenals Kun je fluiten Johanna? geschreven vanuit het jongetje Ulf. Hij fantaseert over zijn doodgeboren oudere zusje. Ze is het liefste zusje van de wereld, en omdat niemand haar ooit had kunnen opvoeden was ze ook wild en brutaal. In zijn verbeelding spelen ze samen en Ulf verkleedt zich als meisje met lange pruik om te voelen hoe zij geweest zou kunnen zijn. Zo laat hij haar zijn wereld zien, gaan ze naar de bioscoop en laat hij haar zijn lievelingssnoep proeven. Ulf is een ondeugend gabbertje dat zich afvraagt wat voor films de engelen in de hemel draaien. Hij denkt dat Jezus van grapjes houdt en dat je aan God best een eigen hond kunt vragen. Als zijn moeder zegt dat God geen postorderbedrijf is, fluistert zijn bijdehante engel-zusje hem in iets voor een ander te vragen, wat wél mag. Dan vraagt Ulf de hond voor zijn moeder want die heeft toch geen tijd om ervoor te zorgen... Dit soort voorvallen maken het verhaal vrolijk, pittig. Het thema mag iets zweverigs hebben, zeverig wordt het nergens. En Höglund weet deze sfeer perfect weer te geven. Haar zusje-van-Ulf is het stoutste engeltje ooit getekend.

Ulf Nilsson & Eva Eriksson: De mooiste begrafenis van de wereld, Lemniscaat 2007, 6+. Geestig verhaal over drie kinderen die begrafenisje spelen. Ze zoeken dode dieren in de tuin en begraven die met kruisjes, stenen, zaadjes en krokodillentranen. De ik-figuur schrijft er steeds een gedicht bij. Ze beginnen een 'bedrijf' Begrafenissen BV, begraven negen muizen die oma in vallen gevangen heeft en zelfs twee haringen uit de koelkast. Het spel wordt ernst als ze zien hoe een merel tegen een raam vliegt en dood neervalt. Dan komen er echte tranen en durft de ik-figuur voor het eerst een dood dier vast te houden. Die ernst geeft de humor van het spel reliëf en diepgang.

Informatief

Jos van Hest, Machtelt van Thiel, Jan van Schaik, Carla van der Elst: Doei Roos ik zal je missen – kinderen over afscheid, De Verbeelding 2006. Inspirerend verslag van een kunsteducatieproject van Stichting De Rode Loper op School met basisschoolkinderen op begraafplaats De Nieuwe Ooster in Amsterdam. Kinderen schreven een gedicht op papier en één afscheidswoord op een steen, zoals Vader, Leven, Idee, Mezelf, Gevoel, Fladder . Die steen begroeven ze op de begraafplaats en op die plek maakten ze onder begeleiding van kunstenaar/wilgenman Jan van Schaik een monumentje van natuurlijke materialen als bloemen, takjes, dennenappels en bladeren. Het boek bevat de afscheidsgedichten, foto's van de monumentjes en een uitvoerige beschrijving van het project. Om foto’s van het project en gedichten van kinderen te zien, ga naar: https://www.janvanschaik.nl , dan naar: werken in wilg, dan naar: verborgen stenen en bekijk de gedichten.

Ineke van Essen: Ik krijg tranen in mijn ogen als ik aan je denk – Als je vader of moeder is doodgegaan, Sjaloom/Bakermat 1999. Herinneringen, gedichten en tekeningen van kinderen die een ouder hebben verloren. Met tips voor leerkrachten en andere volwassenen.

Ton Honig: Achterstevoren – wonderlijke verhalen over de dood, Meinema 1997, 8+. Zeven kinderverhalen over de dood, aangevuld met zinvolle informatie over rouw bij kinderen en tips voor ouders en andere volwassenen om daarmee om te gaan. Uitgegeven in samenwerking met Stichting Achter de regenboog voor hulp bij rouwverwerking, zie www.achterderegenboog.nl/kinderen .

Groepsgesprek   terug naar boven

Een goede manier om een kinderboek klassikaal te bespreken is door Aidan Chambers ontwikkeld. Chambers is een Engelse jeugdboekenschrijver die in 2002 de Hans Christian Andersenprijs kreeg. Hij is ook een specialist in leesbevordering en hij beschrijft deze aanpak, ontstaan in de praktijk van de basisschool, in zijn boeken Vertel eens en De leesomgeving, samengevoegd in Leespraat, Biblion 2012. De Vertel eens -aanpak komt erop neer dat de klas ongeveer drie kwartier over een boek praat naar aanleiding van vragen die de leerkracht stelt. De werkwijze is te gebruiken in de hele basisschool, op het vmbo en in de onderbouw havo/vwo.

Voor een dichtbundel als Doodgewoon pas je die werkwijze iets aan. Je bespreekt niet de hele bundel maar steeds één gedicht. Kies een gedicht dat past bij de leeftijd van de kinderen en bij de situatie. Lees het gedicht een paar keer. Lees het eerst zelf voor en laat ook kinderen het voorlezen.

De – aangepaste - basisvragen van Chambers, die meestal veel reactie ontlokken, zijn dan:

Wat vind je goed aan het gedicht?

Wat vind je minder goed aan het gedicht?

Wat vind je moeilijk?

Wat valt je op aan hoe het gedicht is geschreven?

Bij een gedicht dat functioneert als troost in een viering of herdenking, ga je op dat moment hooguit in op de thematiek en op de keuze van dit gedicht. Een bespreking blijft dan achterwege.

Als de situatie zich wel leent voor een literaire bespreking, kun je de antwoorden van de leerlingen op deze vragen in steekwoorden op het bord zetten. De eerste drie vragen vormen een inleiding tot de laatste vraag, die het belangrijkst is: hoe zit het gedicht poëtisch in elkaar en hoe is de werking van die poëtische middelen? Als je kinderen leert daarop te letten, gaan ze beter kijken, luisteren en lezen. Dan kunnen ze meer genieten van een gedicht, en daar gaat het uiteindelijk om. Als ze er eenmaal mee geoefend hebben, dringt een gedicht beter tot hen door. Bij Doodgewoon zijn de illustraties uitermate belangrijk. Betrek die daarom in de bespreking.

Vier voorbeelden van een bespreking:

Voorbeeld 1: Gedicht Koffer:

Vraag leerkracht: Wat vind je goed aan het gedicht?
Mogelijke antwoorden van kinderen:

– Je komt veel te weten over die Janneke en haar vader
– Goed idee om het gevoel voor iemand te bewaren in zo'n koffer vol herinner-dingen

Vraag leerkracht: Wat vind je niet zo goed aan het gedicht?
Mogelijke antwoorden van kinderen:

– Dat van die kale kop vind ik een beetje eng
– Aan een bijna leeg doosje Engelse drop heb je niks

Vraag leerkracht: Wat vind je moeilijk aan het gedicht?
Mogelijke antwoorden van kinderen:

– Ik snap niet wat die duveltjes uit een doosje met Janneke's vader te maken hebben
– Ik weet niet een dasspeld met een parelmoeren knop is

Vraag leerkracht: Wat valt je op aan hoe het gedicht is geschreven?
Mogelijke antwoorden van kinderen:

– Het is een opsomming van wat er allemaal in die koffer zit
– Alles rijmt op -ingen of –op
– Leuk woordgrapje: herinner-dingen als variatie op herinneringen

Vraag leerkracht: Wat valt je op aan de illustratie?
Mogelijke antwoorden van kinderen:

– Alle dingen uit het gedicht staan op de tekening
– Die koffer is wel erg plat
– Je ziet alles door het deksel heen
– Er zit een label aan de koffer: Voor Janneke van pappa

Voorbeeld 2: Gedicht Tot in het graf

Vraag leerkracht: Wat vind je goed aan het gedicht?
Mogelijke antwoorden van kinderen:

– Het is een gedicht, maar ook een verhaaltje en een toneelstukje
– Het is spannend, want de laatste moet mee het graf in

Wat vind je minder goed aan het gedicht?
Mogelijke antwoorden:
– Gemeen dat de laatste mee moet in het graf
– Raar dat niemand verdriet heeft dat de farao dood is

Wat vind je moeilijk aan het gedicht?
Mogelijke antwoorden:

– Sarcofaag is een moeilijk woord
– Wat is balsemen?

Wat valt je op aan hoe het gedicht is geschreven?

– ´t Is een toneelstukje
– Weinig rijm
– Veel herhalingen: De farao is dood en Aan mij de eer?
– Steeds vraag en antwoord maar de laatste, die mee moet in het graf, geeft Geen antwoord meer.

Wat valt je op aan de illustratie?

– Je ziet precies wie wie is
– Mensen zijn in Egyptische stijl: lijf van voren, hoofd opzij, behalve de slaaf die mee moet in het graf
– Die man die de baas is, heeft een dierenkop (Anubis: Egyptische god van de dood met jakhalskop)
– De bedienden hebben een lichtbruine huid behalve de slaaf die mee moet in het graf: die is net zo lijkbleek als de farao en ziet er heel zielig uit
– De farao heeft mooie kleren aan
– De farao heeft een raar slurfje aan zijn kin

Voorbeeld 3: Gedicht Horloge

Wat vind je goed aan het gedicht?
– Grappig, kort, het rijmt
– De jongen die dat zegt is wel eerlijk
– Makkelijk om uit je hoofd te leren

Vraag: Wat vind je minder goed aan het gedicht?

– Egoïstisch als je zo denkt
– Leuk voor kleuters maar niet voor mij

Wat vind je moeilijk?

– Niets

Wat valt je op aan hoe het gedicht is geschreven?

– Het is kort: vier regeltjes (dat heet een kwatrijn)
– Het rijmt als je het zegt maar niet als je het schrijft: poosje-horloge, fijn-trein.
– 't Is net alsof die jongen dat zegt

Wat valt je op aan de illustratie?

– Je ziet de trein niet; wel pet, fluitje en uniform van een ouderwetse stationschef
– Het gezicht kan van opa of kleinzoon zijn
– Jongen/opa is kinderachtig geschilderd
– Door die streepjes bij het fluitje is het alsof je het geluid hoort
– 't Is net of alles beweegt
– Als je de halve bladzijde terugslaat kom je van vrolijk en kleurig in somber en dieptreurig
– En toch lopen de kleurige lijnen door van de vrolijke bladzijde naar de verdrietige

Voorbeeld 4: Gedicht Zijn stem

Wat vind je goed aan het gedicht?

– Fijn als je met je vader kan praten als die dood is
– Leuk dat het een jongen is en dat hij een meester heeft en dat zijn vader dat ook fijn vindt

– Goed dat die meester Stijn heet, want dat rijmt op fijn
– Het missen wordt omgekeerd: die vader mist zijn zoon ook

Wat vind je minder goed aan het gedicht?

– Niets

Wat vind je moeilijk?

Ik praat niet met zijn foto maar met hem. Je weet niet of dat echt is of dat die jongen dat fantaseert
Hij is nog in de buurt. Dus later is die vader misschien niet meer in de buurt?

Wat valt je op aan hoe het gedicht is geschreven?

– Het zijn vier strofen van vier regels (= vier kwatrijnen)
– Het rijmt (abab, cdcd, efef, ghgh: dit heet gekruist rijm)
– De titel komt twee keer voor in het gedicht
– Je kunt er een liedje van maken

Wat valt je op aan de illustratie?

– Je ziet het boekenkastje met de foto erop
– De vader op de foto heeft geen gezicht
– De vier kaarsjes op het kastje staan niet in het gedicht
– De schaduw van de jongen sluit aan op de schaduw van vader
– Die schaduw van de vader staat ook niet in het gedicht
– De schaduw legt zijn hand op de schouder van de jongen
– De kleuren zijn nogal somber

Zodra de leerlingen doorhebben dat dát nu stijlkenmerken zijn, gaan ze die in andere gedichten ook herkennen. Soms vinden leerlingen na zo’n bespreking moeilijke aspecten niet moeilijk meer, of vallen hen opeens leuke dingen op die ze eerst niet zagen.

Tips

Er zijn meer vragen mogelijk; elke leerkracht ontwikkelt daarin zijn of haar eigen stijl. Zo kun je als leerkracht bij Koffer doorgaan op de emotionele werking van het gedicht: Wat voel je daarbij? Hoe voelt Janneke zich? Zie ook de Doe-tip over herinner-dingen. En bij Tot in het graf kun je vragen wat de kinderen ervan vinden dat een bediende mee moest in het graf.

Alles mag gezegd of opgemerkt worden. Niets is gek of stom. Geef de leerlingen het gevoel dat hun antwoord belangrijk is.

Er wordt niet door elkaar heen gepraat. Iedereen luistert naar elkaar.

Het gedicht moet niet te simpel en voorspelbaar zijn, anders zijn de leerlingen er snel over uitgepraat. Veel gedichten uit Doodgewoon zijn geschikt.

De Vertel eens-aanpak werkt het best als je die regelmatig hanteert. Dan raken de leerlingen eraan gewend en gaan ze het leuk vinden om op ontdekkingsreis te gaan, verder in het boek of in een volgende dichtbundel.

Meer informatie in Aidan Chambers: Leespraat, Biblion 2012.

Praten   terug naar boven

Over de titel

Praat met elkaar over de titel van het boek. Stel als leerkracht vooral vragen, geef zelf zo min mogelijk antwoorden. Als je als gespreksleider toch antwoorden geeft, stel die dan ook ter discussie. Een antwoord waarop iedereen meteen ‘ja’ zegt of ‘ja’ moet zeggen, slaat het gesprek dood. Elk antwoord kan een stimulans zijn om een nieuwe vraag te stellen. Opvattingen kunnen worden genuanceerd; meningen kunnen worden bijgesteld. Niet iedereen hoeft het met iedereen eens te zijn. Zo wordt een gesprek een gezamenlijk onderzoek.

Mogelijke vragen: Wat vind je van de titel? Waarom? Zijn alle onderwerpen die in het boek aan de orde komen doodgewoon? Is de dood gewoon? Is de dood net zo gewoon als het leven? Hoe zou het woord ‘doodgewoon’ zijn ontstaan? Gebruik jij wel eens het woord ‘doodgewoon’? Vind je dit een doodgewoon boek? Wat is het tegenovergestelde van doodgewoon? Als dat bijvoorbeeld ‘bijzonder’ is, had het boek dan niet beter zo kunnen heten? Is het dan geen bijzonder boek?

Over onsterfelijkheid

Lees met elkaar het eerste gedicht van het boek. Wat voor antwoord of reactie geef je op de eerste vraag van het eerste gedicht van het boek: Als je nou eens niet kon sterven, / zou je dan op zwemles gaan? Vind je dat een rare vraag, een goeie vraag, een makkelijke vraag, een ander soort vraag? Wat heeft niet kunnen sterven eigenlijk te maken met op zwemles gaan?

In Achterstevoren – Wonderlijke verhalen over de dood, Meinema 1997, schreef Ton Honig Ridder in spijkerbroek. Het kinderverhaal, geïnspireerd op de roman Niemand is onsterfelijk van Simone de Beauvoir, is geschikt als voorleesverhaal voor 8+. Een middeleeuwse ridder drinkt een levenselixer, blijft eeuwig leven, overleeft iedereen om hem heen en wordt een eenzame, tragische figuur. Als er geen einde komt, waarom dan ooit een begin gemaakt? Lees dit verhaal voor en praat erover.

Zou je onsterfelijk willen zijn? Wat voor voordelen en nadelen heeft het om onsterfelijk te zijn? Stel je voor dat je onsterfelijk was, wat zou dan anders zijn in je leven? En zou je dat willen? Hoe lang zou je onsterfelijk willen zijn? Als je onsterfelijk bent, word je dan steeds maar ouder en ouder? Als iedereen om je heen sterfelijk is, alleen jij bent onsterfelijk, hoe zou dat zijn? En hoe zou het voor je zijn als iedereen onsterfelijk was? Als iedereen onsterfelijk zou zijn, worden er dan wel kinderen geboren?

Over de hemel

Vraag de kinderen of ze uitdrukkingen kennen met het woord ‘hemel’ erin. Laat ze die ook opzoeken in (spreek)woordenboeken. Mijn hemel, hemeltjelief, als de hemel naar beneden valt hebben we allemaal een blauwe hoed, een donderslag bij heldere hemel, in de zevende hemel, iemand de hemel in prijzen, hemelen, hemelwater, in ´s hemelsnaam. Bespreek met elkaar de betekenis. Wanneer en waarom gebruiken mensen die uitdrukkingen?

Lees met elkaar het gedicht Hemel. Daarin worden veel vragen gesteld. Wat vind je de beste vraag van het gedicht? Op welke vraag heb je een antwoord? Of een stukje van een antwoord? Bestaat de hemel volgens jou? Zou je willen dat de hemel bestaat? Heeft de opa in het gedicht gelijk als hij zegt dat oma nu in de hemel is? Hoe denkt jouw opa over de hemel? In verschillende religies wordt de hemel gezien als de plek waar het goede en God te vinden is, vaak als een volmaakte vorm van leven na de dood. Hebben die mensen gelijk? Waarom denk je dat?

Voer met de kinderen een filosofisch gesprek over de hemel. Daarbij gaat het niet om definitieve antwoorden – als die al bestaan – maar om de eigen denk- en verbeeldingskracht te stimuleren. Vragen roepen nieuwe vragen op. Gaat iedereen die dood is naar de hemel? Gaan huisdieren ook naar de hemel? En dieren die voor hun vlees gefokt zijn en opgegeten? Raakt de hemel nooit vol? Worden mensen of zielen in de hemel ook steeds een jaar ouder? Bestaat er tijd in de hemel? Is er ooit ruzie in de hemel? Is er maar één hemel of zijn er meer? Kun je naar de hemel zonder eerst dood te gaan?

Over begraven en cremeren

In Nederland worden dode mensen begraven of gecremeerd. Praat met kinderen over wat er met hun overleden opa of oma is gebeurd. Is begraven beter dan cremeren, of is het juist andersom? Wat zou jij fijner vinden: het graf van een opa bezoeken, de urn met as van je opa bezoeken, het veld bezoeken waarop de as van je opa is verstrooid? Weet je zelf al wat jij later wilt: begraven of gecremeerd worden? Waarom? Weet je het zeker of twijfel je?

In het gedicht Zeemansgraf gaat het dode lichaam van Kleine Klaas het zeewater in. Lees samen dat gedicht. Vraag de kinderen wat ze van zo'n begrafenis vinden. Zielig? Verdrietig? Spannend? Mooi? Waarom? In India worden de doden soms in een rivier gelegd: het water neemt hen mee. Wat vinden de kinderen van het idee dat niet de aarde (begraven), het vuur (cremeren) maar het water het dode lichaam meeneemt?

Er is nog een vierde element waaraan sommige mensen hun doden toevertrouwen: de lucht. Het dode lichaam wordt dan hoog op een berg gelegd waar de gieren komen om het op te eten. De gieren zorgen dan voor een Hemelbegrafenis. Lees het gedicht met die titel en praat er samen over. Zou jij willen dat het gebeurt met iemand die je heel lief vindt?
Voor Tibetaanse boeddhisten is zo'n hemelbegrafenis waarbij de gieren je wegdragen door de lucht de hoogste vorm van een begrafenis. Wat vind je daarvan?

Over iemand missen

Lees met elkaar het gedicht Altijd overal. Zoek samen naar de mooiste strofe, de verdrietigste strofe, een strofe waarbij je een foto zou kunnen maken, de strofe waar het meest in wordt gemist. Wie is de ik van het gedicht, denk je? Een jongen, een meisje, hoe oud? En waarom denk je dat? Kun je aan de tekening zien dat het kind iemand mist? Waaraan? Wie wordt er in het gedicht gemist, denk je? Waarom denk je dat?

Praat samen over het verschijnsel missen. Vragen die aan de orde kunnen komen: Wat is missen eigenlijk? Als je iemand mist, waar voel je dat dan het meest in je lijf? Mis jij (af en toe of vaak) iemand, een mens, een dier, een ding? Wat helpt tegen missen? Is heimwee ook een soort missen? Is het erg als je vergeet dat je iemand mist? Zou het fijner zijn om iemand nooit te missen?

Over bang zijn voor de dood

Lees samen een paar keer het gedicht Niet bang. Praat met elkaar over regels die mooi, vreemd, moeilijk, onbegrijpelijk zijn: ‘De tijd hoort bij het leven.’ ‘Gaan sterven voelt als slapen gaan.’ ‘Ik wandel door een paradijs / met eeuwenoude bomen.’

Stel de regel waarmee elke strofe begint, Ik ben niet bang om dood te gaan, aan de orde. Wie zou die ik kunnen zijn die die regel zegt? Meent die persoon dat echt of is het grootspraak, opschepperij? Waarom denk je dat? Waarom is de ik van het gedicht niet bang voor de dood? Hoe oud, denk je, dat de ik van het gedicht is? Houdt die persoon van het leven? Verlangt die persoon naar de dood? Ken jij iemand die het gedicht zou kunnen zeggen en het helemaal menen? In de eerste en laatste strofe staat: De dood is maar voor even. Wat zou die regel kunnen betekenen? De dood is toch voor altijd?

Wat denk je: zijn de meeste mensen bang voor de dood? Ben jij bang voor de dood? Waarom? Denk je er vaak aan, nooit, af en toe? Wat lijkt je het ergste van de dood? Heeft de dood volgens jou ook een fijne kant? De laatste regels van het gedicht zijn: Gaan sterven voelt als slapengaan / om eens weer op te mogen staan. / Ooit, in een ander leven. Hoe denk jij daarover?

Over zelfdoding

Lees samen het gedicht Op eigen kracht een paar keer en bekijk de tekening. Het is een gedicht waarin met simpele woorden een heftig thema aan de orde wordt gesteld.

Vraag de kinderen wat er gebeurt in het gedicht. Waar lees je dat precies? Wat is 'het' in regel 1 en in regel 2? Waarom denk je dat? Wat zijn stoute schoenen? Wat zie je op de bijna lege tekening wat niet in het gedicht staat? Wat zouden de lijnen op de tekening kunnen betekenen? Vind je het een moeilijk gedicht? Waarom?

Hoe zou het voor je zijn als je een familielid was van de hoofdpersoon van het gedicht? Wat zou je dan denken/zeggen? Hoe zou je je voelen?

In rouwadvertenties van iemand die zelf een eind heeft gemaakt aan zijn leven lees je wel eens: 'Wij hebben respect voor zijn beslissing.' Wat betekent dat? Mag je dan niet boos worden op iemand die zelfmoord pleegt? Kun je echt begrijpen dat iemand het zo moeilijk heeft dat hij of zij dood wil? Als je religieus bent, wat zegt jouw godsdienst daarover? Is euthanasie hetzelfde als zelfdoding? Zo niet, wat is dan het verschil?

Over dingen die je beter niet kunt zeggen

Lees samen het gedicht Beter niet over dingen die je beter niet kunt zeggen tegen iemand die kort geleden zijn vader heeft verloren.

Waarom kun je die zinnen beter niet zeggen? Wat is er zo 'verkeerd' aan die zinnen? Wat is de meest verkeerde zin van die zeven, vind je? Waarom? Staat er ook een zin bij die eigenlijk niet zo erg is? Zijn die zinnen ook erg als de spreker het goed bedoelt? Hoe komt het dat mensen soms zulke dingen zeggen? Worden die zeven zinnen door volwassenen gezegd of door kinderen? Waarom denk je dat? Als dit verkeerde zinnen zijn, wat vind je dan goede zinnen? Wat zou je zelf in zo'n situatie willen horen? Wat vind je van het woord 'gecondoleerd'? Moet je wel iets zeggen? Wat dan? Of kun je beter iets doen in plaats van zeggen? Wat dan?

Vind je Beter niet een echt gedicht? Of is het meer een goede tip? Wat valt je op aan de illustratie bij het gedicht?

Over rouwadvertenties

Lees met elkaar het gedicht Rouwkaart, bekijk de illustratie en praat er samen over. Past het beeld goed bij het gedicht? Wat vind jij de belangrijkste regel van het gedicht? Waarom? Wat zijn condoleances eigenlijk? En hoe doe je dat: condoleren? Vind je gecondoleerd een mooi woord om te zeggen tegen iemand die een opa of oma, vader of moeder, broertje of zusje heeft verloren?

Als je het geen mooi woord vindt, wat zou je dan liever zeggen?

Wat is een rouwkaart, wat is een rouwadvertentie? Waarom versturen mensen rouwkaarten? Waarom zetten ze rouwadvertenties in de krant? Moet dat altijd gebeuren? Doet iedereen het?

Soms lees je wel eens in een rouwadvertentie: Geen bloemen, geen bezoek . Wat zou daarachter zitten? Stel je voor dat er iemand doodgaat die je heel lief vindt, zou jij dan een knuffel willen krijgen van iemand die jou wil troosten? Waarom wel of niet?

Vraag de kinderen om uit oude kranten rouwadvertenties te knippen. In groepjes gaan ze op zoek naar de grootste, de kleinste, de deftigste, de mooiste, de liefste, de onverschilligste rouwadvertentie. Welke rouwadvertentie ziet er heel ouderwets uit, welke heel modern? Waar zie je dat aan? De kinderen bespreken overeenkomsten en verschillen. Welke woorden komen vaak terug? Hebben ze ook een rouwadvertentie uitgeknipt met bovenaan een dichtregel of (een stukje van) een gedicht?

Vraag de kinderen om uit hele boek Doodgewoon een dichtregel te kiezen of (een stukje van) een gedicht dat ze goed vinden om boven aan een rouwadvertentie te zetten.

Over Kleine Klaas en Ketelbinkie

Lees en bespreek met elkaar het gedicht Zeemansgraf over Kleine Klaas.

Vertel dat het gedicht waarschijnlijk geïnspireerd is op het lied Ketelbinkie uit 1940. Ketelbinkie was een straatjongen uit Rotterdam die op zijn eerste zeereis stierf en een zeemansgraf kreeg. De schrijver Anton Beuving vertelt in zijn lied over zijn eigen jeugd op de grote vaart. Het eind heeft hij verzonnen. De muziek van Ketelbinkie is van Jan Vogel. De zanger Frans van Schaik is er beroemd mee geworden.

Lees samen de tekst hieronder. Bespreek de moeilijke woorden en termen, zoek ze samen op of bedenk wat het zou kunnen zijn. Wat is midscheeps en een groc-stem? Wat zouden wacht-te-kooi en roosterbaren kunnen zijn? Het foksel is het vooronder waar de bemanning sliep.

Ketelbinkie

Toen wij van Rotterdam vertrokken,
met de Edam, een ouwe schuit,
met kakkerlakken in de midscheeps
en rattennesten in ’t vooruit,
toen hadden we een kleine jongen
als ketelbink bij ons aan boord
die voor de eerste keer naar zee ging
en nooit van haaien had gehoord...
Die van zijn Moeder aan de kade
wat schuchter lachend afscheid nam,
omdat-ie haar niet durfde zoenen,
die straatjongen uit Rotterdam...

Hij werd gescholden door de stokers
omdat-ie van de eerste dag,
toen wij maar net de pier uit waren,
al zeeziek in het foksel lag...
En met jenever en citroenen
werd hij weer op de been gebracht,
want zieke zeelui zijn nadelig
en brengen schade aan de vracht...
Als-ie dan sjouwend met z’n ketels
van de kombuis naar voren kwam,
dan was het net een brokkie wanhoop,
die straatjongen uit Rotterdam...

Wanneer hij ’s avonds in z’n kooi lag
en na zijn sjouwen eind’lijk sliep,
dan schold de man die ‘wacht-te-kooi’ had
omdat-ie om zijn moeder riep...
Toen is-ie op een mooie morgen,
't was in de Stille Oceaan,
terwijl ze brulden om hun koffie,
niet van zijn kooigoed opgestaan...
En toen de stuurman met kinine
en wonderolie bij hem kwam,
vroeg hij een voorschot op z’n gage
voor ’t ouwe mens in Rotterdam...

In zeildoek en met roosterbaren
werd hij die dag op ’t luik gezet.
De kapitein lichtte zijn petje
en sprak met groc-stem een gebed...
En met een Eén-twee-drie-in-Godsnaam!
ging ’t ketelbinkie overboord,
die ’t ouwetje niet durfde zoenen
omdat dat niet bij zeelui hoort...
De man een extra mokkie schoot-an
en ’t ouwe mens een telegram.
Dat was het einde van een zeeman,
die straatjongen uit Rotterdam...

Luister naar Ketelbinkie op Youtube, gezongen door de Havenzangers: www.youtube.com/watch?v=vinZ76KKACQ.

Vergelijk dit lied met het gedicht Zeemansgraf van Bette Westera. Wat zijn overeenkomsten, wat verschillen?

Over de wilgenman

Lees met elkaar een paar keer het gedicht De wilgenman. Wat voor man is de wilgenman? Wat doet hij? Wat gebeurt er met hem? Denk je dat de wilgenman echt bestaat? Of is hij een figuur uit een sprookjesachtig gedicht? Waarom denk je dat? Zou je hem wel eens willen ontmoeten? Wat valt je verder op aan het gedicht?

Kijk met elkaar naar het filmpje over Jan de wilgenman op YouTube:

www.youtube.com/watch?v=F6qmWLZPzMg

Jan de wilgenman vlecht samen met kinderen boten van wilgenteen.

Kijk samen naar dit filmpje:

www.youtube.com/watch?v=2G6kT6nvzew

Torens en andere bouwwerken van wilgenteen:

www.youtube.com/watch?v=F23q-8NUMvY

En labyrinten:

www.youtube.com/watch?v=5zrR5GfRKEQ

Om de kinderen grafmanden en draagbaren van Jan de wilgenman te laten zien:

htpp://www.janvanschaik.nl, dan naar: werken in wilg, dan naar: grafmanden en draagbaren.

Over de drie beste gedichten

Vertel de kinderen wat een bloemlezing is: een boek met de beste gedichten van verschillende dichters uit allerlei bundels. Vraag de kinderen om zich voor te stellen dat ze een bloemlezing maken met gedichten over de dood. In de bloemlezing komen drie gedichten van Bette Westera uit Doodgewoon. Welke drie gedichten moeten dat zijn? Elk kind maakt individueel een keuze, schrijft de titels op en geeft kort uitleg bij die keuze. Bespreek daarna de individuele keuzes en probeer tot een gezamenlijke keuze te komen: wat zijn de drie lievelingsgedichten van de groep?

Over de drie beste illustraties

Vraag de kinderen zich voor te stellen dat er een boek komt met de beste illustraties uit kinderboeken. In dat kijkboek is ruimte voor drie tekeningen van Sylvia Weve uit Doodgewoon. Welke drie tekeningen moeten dat worden?

Om beurten bekijken de kinderen in kleine groepjes het hele boek en kiezen drie illustraties. Wat zijn hun argumenten? Knap gemaakt? Bijzonder van sfeer? Goed passend bij het gedicht? Fijn om naar te kijken? Zegt de tekening nog meer dan het gedicht? Of zegt de tekening iets anders dan het gedicht?Word je blij of droevig van de tekening? Is er veel op te zien? Moet dat altijd?

De groepjes brengen verslag uit van hun bevindingen. Via turven wordt duidelijk welke drie tekeningen het hoogst scoren.

Doen   terug naar boven

De hemel beschrijven

Hoe ziet de hemel eruit? Dat weet niemand. Maar iedereen kan erover fantaseren. Hoe ziet jouw hemel eruit? (Zie ook Praattip Over de hemel .

Geef de kinderen een werkblad met naast elkaar twee lange lijsten:

Lijst 1 - De hemel is: Lijst 2 – In de hemel zijn:
een huis
een plein
een stad
een land
een hof
een bos
een wereld
een paleis
een zee
een rijk
een feestzaal
een pretpark
een kerk
een speeltuin
een planeet
een zolder
een nieuwe aarde
een zwembad
een camping
een kermis
een eiland
een doolhof
een danszaal
een ander heelal
een … (zelf invullen)
een … (zelf invullen)
een … (zelf invullen)
zingende engelen
mooie zielen
onbekende voorouders
God
lieve huisdieren
gouden borden
ramen in alle kleuren
lange eettafels
draaimolens
duizenden sterren
achtbanen
witte wolken
lachende familieleden
fijne schommels
hoge maar ongevaarlijke golven
duizenden kamers
rozen die niet verwelken
ruimtes zonder muren
diamanten voor iedereen
alle heiligen
gelukskoekjes in alle hoeken
vrienden van vroeger
vrienden van nu
doorzichtige geesten
… (zelf invullen)
… (zelf invullen)
… (zelf invullen)

Vraag de kinderen uit lijst 1 één antwoord te kiezen (of zelf iets te verzinnen).

Uit lijst 2 kiezen ze twee of drie antwoorden (of verzinnen ze zelf iets).

Wanneer ze hun keuzes samenvoegen, levert dat een hemelomschrijving op:

De hemel is … (iets uit lijst 1)

van/met/voor/ … (twee of drie dingen uit lijst 2).

Bijvoorbeeld:

De hemel is een paleis met zingende engelen en lachende familieleden in achtbanen.

Tot slot lezen de kinderen hun regels voor.

De hemel tekenen

Vervolg op de opdracht ‘De hemel beschrijven’. Deel tekenvellen uit en laat de kinderen een illustratie bij hun zin tekenen of schilderen. Maak samen een tentoonstelling van alle hemeltekeningen.

Open de tentoonstelling met het ‘hemelgedicht’ van de groep: alle hemelbeschrijvingen van de kinderen achter elkaar.

Een mobile maken

Lees samen het gedicht Sterren en bekijk de illustratie: de sterrenhemel achter een raam en een mobile met hemellichamen boven het bed. Wat gebeurt er met het kind in het bed? Herken je dat gevoel? Heb je ook wel eens zoiets meegemaakt?

Vraag de kinderen om in groepjes een betoverend mooie sterrenmobile te maken. Ze knippen daarvoor uit gekleurd karton sterren, zonnen, manen, planeten in allerlei vormen. Laat de kinderen ter inspiratie kijken naar de tekening van Sylvia Weve. De uitgeknipte vormen kunnen (aan beide kanten) extra beschilderd worden (met lichtgevende verf!) of bestrooid met glittertjes.

De kinderen maken de vormen met bijna onzichtbare draadjes - bijvoorbeeld nylondraad - van verschillende lengte vast aan een hoepel of hoela-hoep; een echte mobile maken vereist wel erg veel uitbalanceerwerk. Oude cd-schijfjes kunnen ook in de mobile worden opgenomen. Zorg ervoor dat het gewicht van alles wat hangt gelijk verdeeld wordt, zodat de hoepelmobile in balans is. De groepjes hangen hun mobiles op in het klaslokaal.

Hoe is het effect als de mobile door blazen (of door een ventilator) licht wordt bewogen? Hoe is het effect als de mobile in een verduisterd lokaal wordt beschenen door een zaklantaarn?

Van een gedicht een liedje maken

Van het gedicht Zonder jou kan een liedje gemaakt worden. De kinderen hoeven er geen muzieknoten voor te kunnen schrijven en lezen. Het werkt het beste als alle kinderen met de tekst in hun hand in een kring zitten. Lees samen het gedicht een paar keer en praat over de sfeer van het gedicht: hoe zou je die kunnen benoemen? Vraag een kind om met die sfeer in gedachte de eerste regel te zingen. Zo ontstaat er een nieuwe melodie. Het kind zingt de eerste regel, en de groep herhaalt de regel in dezelfde melodielijn. Leg met een recorder als notitieblok de uitkomst vast.

Vraag aan een ander kind om de eerste regel opnieuw te zingen en er zingend de tweede regel aan vast te plakken. De groep herhaalt. Een ander kind kan het op een andere manier doen. Welke wijs past het beste bij de vorige gezongen regel? Kies met elkaar de beste melodie en neem die op.

Op zo’n manier krijgen de eerste vier regels van het gedicht, de eerste strofe, een melodie: de strofe wordt een couplet. Als je de melodie kwijt bent, luister dan naar de opname.

Omdat het gedicht heel regelmatig is opgebouwd (regels van tien lettergrepen die eindigen op ‘jou’ en regels van elf lettergrepen die eindigen met een woord van twee lettergrepen), past de melodie van het eerste couplet ook bij de volgende drie coupletten. Klinkt dat saai? Breng er dan samen een lichte variatie in.

Stop hier eventueel als het voor de kinderen genoeg is. En ga er op een ander moment mee verder.

De vijfde en zesde strofe van het gedicht hebben een andere structuur. Daar verandert de melodie dus ook.

Er staan meer technisch vormvaste gedichten in de bundel die op een soortgelijke manier ‘op muziek gezet’ kunnen worden, bijvoorbeeld Altijd overal en Zeemansgraf.

Kleine Klaas in klei maken

Kleine Klaas uit Zeemansgraf treft hetzelfde lot als het ketelbinkie uit het befaamde lied Toen wij uit Rotterdam vertrokken... uit 1940 (zie praattip Kleine Klaas en Ketelbinkie). Op de kade bij het Buizenpark in de Rotterdamse volkswijk Katendrecht staat een beeld van Ketelbinkie. Ook in het Maritiem Museum in Rotterdam is Ketelbinkie als beeld te zien. De maker van beide beelden is Huib Noorlander.

Laat de kinderen twee foto's van het beeld in Katendrecht zien:

  

Vraag de kinderen om met klei een beeldje te boetseren van Kleine Klaas. Moet hij als beeld staan of liggen? Is hij nog gezond of al ziek? Draagt hij een pet of muts? Heeft hij klompen aan, laarzen of bootschoenen? Heeft hij een jas aan, een zeemanstrui, een ouderwets dik overhemd met bretels? Heeft hij iets bij zich? Kijkt hij uit over zee vanuit het kraaiennest? Wijst hij naar de meeuwen of zwaait hij naar zijn moeder? Is het zijn eerste of zijn laatste dag op zee?

Bedenk waar jouw beeld van Kleine Klaas als grote versie zou moeten staan.

Naar de kringloopwinkel

Lees samen het gedicht Oma's jas over de kleren van een overleden oma die naar de kringloopwinkel worden gebracht. Vraag de kinderen wat ze ervan vinden dat kleren en andere spulletjes van dode mensen naar de kringloopwinkel gaan.

Bezoek met de kinderen een kringloopwinkel. Ze mogen er allemaal iets kopen voor vijftig cent.
Terug op school stellen de kinderen zich voor dat hun aanwinst komt van iemand die nu dood is. Vraag ze over die persoon te fantaseren. Wie zou dat kunnen zijn geweest? Een man, een vrouw, een kind? Hoe oud geworden? Wat was heel bijzonder aan die persoon? Wat deed die persoon graag? Waar had hij of zij een hekel aan? Waarover droomde die persoon graag? Waarover sprak die persoon niet graag? Op een kladblaadje verzamelen de kinderen allerlei woorden. Ook woorden die te maken hebben met het voorwerp, hoe het eruit ziet, hoe het aanvoelt, wat het heeft meegemaakt.
Vraag de kinderen om een korte tekst te schrijven over het voorwerp en de vorige eigenaar.
Na afloop laten de kinderen hun voorwerpen aan elkaar zien en lezen ze hun teksten voor. Ze kunnen ook een tentoonstelling maken van voorwerpen en teksten.

Een familieportret maken

Lees met elkaar het gedicht Familieportret, bekijk de illustratie en praat er samen over. Wat zijn dat voor doodshoofden op het vloerkleed? Lees samen de informatie onder het kopje Voorouders achter in het boek. Bekijk gedetailleerd de hoofden van de familieleden. Vergelijk neuzen, haren, monden, snorren, brillen, baarden.

Vraag de kinderen om een lijst te maken met al hun familieleden: vader, moeder, broers, zussen, ooms, tantes, opa,'s, oma's, neven en nichten. Iedereen mag meedoen, ook overleden familieleden.

Op een breed tekenvel maken de kinderen met lichte inkt evenveel vlekken als ze familieleden hebben. Het kunnen vingerafdrukken zijn of lichte toetsen van een penseel. Natuurlijk maken ze ook een vlek voor henzelf. Als de vlekken droog zijn, maken de kinderen er hoofden van. Met een fijn pennetje tekenen ze verschillende soorten haar, neuzen, monden, snorren, brillen, baarden. Ze kijken daarbij de kunst af bij Sylvia Weve. De hoofden krijgen halzen, kragen, sieraden. Overleden familieleden krijgen misschien vleugels of worden sterren.

Vraag de kinderen om in de tekening bij elke vlek te schrijven wie het is. Ze kunnen ook, net als Bette Westera, ergens anders op het tekenvel uitleg geven: Van links naar rechts:...

Herinner-dingen meenemen

Lees samen het gedicht Koffer, bekijk de illustratie die erbij hoort en praat erover. Welke dingen in het gedicht zie je terug in het beeld? Wat vind je het leukste, mooiste, vreemdste, zieligste, duurste, goedkoopste ding? Wat zou je graag in het echt willen zien, of willen hebben? Wat voor meisje is Janneke, denk je? Wat voor man was haar vader? Wat voor mop zou er op het opgevouwen briefje staan? Wat is het verschil tussen herinneringen en herinner-dingen?

Heb jij thuis een herinner-ding, een voorwerp waar een herinnering aan vastzit en dat je daarom bewaart? Een herinnering aan een leuke, mooie, droevige of fijne tijd? Een herinnering aan iemand die er niet meer is, of aan iemand die ver weg is? Praat met elkaar over belangrijke foto's, souvenirs van een vakantie, sieraden, et cetera.

Vraag de kinderen om van huis een herinner-ding mee te nemen. Deel soortgelijke labels en touwtjes uit als op de illustratie van Sylvia Weve. Op het label schrijven de kinderen wat het voorwerp is plus een regel over de herinnering die erbij hoort. Ze binden hun label vast aan hun herinner-ding.

Nodig de kinderen uit om hun herinner-ding te laten zien en erover te vertellen.

Maak samen een tentoonstelling van de herinner-dingen. De tentoonstelling wordt geopend met het gedicht van Bette Westera. Nodig een andere groep uit om te komen kijken en luisteren.

Opa tekenen

Lees samen het gedicht Hemel en bekijk de tekening. Van wie zijn die zwarte benen die zo stevig op de grond staan?

Print het werkblad met de geschoeide benen van opa (zie link hiernaast) en deel het uit.
Vraag aan de kinderen om met gekleurde viltstiften er een opa bovenop te tekenen: eerst de buik eraan vast, dan de borst, dan het hoofd. De kinderen gebruiken daarvoor het hele papier. Wordt het een opa met een dikke of dunne buik? In een trui of in een jas? Met armen die zwaaien of handen die iets vasthouden? Met een hoofd met een leesbril, een hoed, een baard, kaal of met een krans haar?

Laat de kinderen elkaars opa-tekeningen bekijken en vergelijken. Hang ze aan een waslijn of voor het raam.

Portret bij Bermmonument schrijven

Lees samen het gedicht Bermmonument en bespreek het. Waar gaat het over? Wat is er gebeurd op die plek? Welke regel vind je het meest bij een bermmonument passen? Wat doen de vader en moeder bij dat bermmonument? Gaan ze er vaak heen, denk je? Waarom denk je dat?

Heb je wel eens een bermmonument in het echt gezien? Waar? Hoe zag het eruit?

Vraag daarna de kinderen om zelf woorden te verzamelen bij de persoon van het bermmonument uit Doodgewoon. Ze schrijven losse woorden op die ze verzinnen bij de volgende vragen:

– Hoe oud is de persoon van het bermmonument?

– Is het een jongen, een meisje?

– Geef hem of haar een voornaam.

– En een achternaam.

– Had hij of zij broers of zussen?

– Waar was hij/zij goed in op school?

– En thuis? En op een club waar hij/zij op zat?

– Waar had hij/zij een hekel aan?

– Waar droomde hij/zij over?

– Wat wilde hij/zij later worden?

– Waar kwam hij/zij vaak?

– Wat is het verste waar hij/zij ooit is geweest?

– Wat is een geheim dat hij/zij nooit heeft verteld?

– Waar was hij/zij bang voor?

– Wat was het laatste in zijn/haar leven waarom hij/zij heeft gelachen?

– En het laatste waarom hij/zij heeft gehuild?

– Wat heeft hij/zij de laatste dag van zijn/haar leven gedaan?

Vraag de kinderen om hun verzamelde woorden te gebruiken om een portret te schrijven van de persoon van het bermmonument. Het moet een portret worden waarin het lijkt alsof hij/zij nog in leven is. Gebruik de tegenwoordige tijd. Dus niet: ‘Daan moest altijd lachen om flauwe moppen’, maar ’Daan moet altijd lachen om flauwe moppen.’ Vertel in je portret niets over een ongeluk of over de dood. Het moet een portret in woorden worden waar het leven vanaf spat.

Vraag de kinderen om hun portretten voor te lezen. En laat ze er een getekend portret bij maken.

Een wilgenfluitje maken

Lees het gedicht De wilgenman. Zie ook de praattip Over de wilgenman . Kijk naar

www.youtube.com/watch?v=4IdxSBtHdEc

en maak in mei of juni samen met Jan de wilgenman een wilgenfluitje.

Speuren naar pantoum-regels

(groep 8 en onderbouw voortgezet onderwijs)

Hemelbegrafenis en Was ik dat kind? zijn twee pantoums. Een pantoum is een gedicht waarbij de regels als schakels terugkomen. Lees met elkaar beide gedichten en probeer samen de vormkenmerken te achterhalen. Wat zijn overeenkomsten in vorm bij beide gedichten, wat zijn de verschillen? Leg dit niet aan de kinderen uit, maar onderzoek het samen.

Beide gedichten bestaan uit strofen van vier regels. Hemelbegrafenis telt vijf strofen, Was ik dat kind? heeft zes strofen.

De regels van Hemelbegrafenis zijn allemaal lang, die van Was ik dat kind? zijn allemaal kort.

De korte regels van Was ik dat kind? hebben allemaal vier lettergrepen. De lange regels van Hemelbegrafenis tellen twaalf lettergrepen. Er zijn een paar regels die elf lettergrepen hebben.

Voor liefhebbers: Hoe zou je dat verschil tussen twaalf en elf lettergrepen kunnen verklaren? Als de regel eindigt met een woord dat een accent krijgt op de voorlaatste lettergreep (bergen, gieren, bomen, begraven) heeft de regel twaalf lettergrepen. Als de regel eindigt met een lettergreep waarop een accent valt (ver brand, helderblauw) heeft die regel elf lettergrepen.

In beide gedichten worden steeds regels herhaald. De eerste regel van het gedicht is ook de laatste.

Probeer samen de code te kraken: in wat voor regelmaat komen de regels terug? Nummer daartoe de regels van de eerste strofe: 1, 2, 3, 4. Welke regels komen terug in strofe 2, welke regels zijn nieuw? Wat levert dat voor nummering op? (2, 5, 4, 6). Nummer zo alle regels van het gedicht.

Hemelbegrafenis: (1, 2, 3, 4) – (2, 5, 4, 6) – (5, 7, 6, 8) – (7, 9, 8, 10) – (9, 3, 10, 1).

Was ik dat kind?: (1, 2, 3, 4) – (2, 5, 4, 6) – (5, 7, 6, 8) – (7, 9, 8, 10) – (9, 11, 10, 12) – (11, 3, 12, 1)

Praat met elkaar over het effect van de herhaling van de regels.

Een pantoum schrijven

(groep 8 en onderbouw voortgezet onderwijs)

Vraag de kinderen de eerste vier regels van een eigen pantoum te schrijven. Zo’n pantoum kan gaan over van alles gaan: over bang zijn voor de dood, iemand die er niet meer is, een huisdier dat doodgaat, begraven worden, iets anders uit het boek Doodgewoon, iets wat je dacht bij een gedicht.

Schrijf op een kladblaadje onder elkaar de volgende cijfers:

1, 2, 3, 4, –, 2, 5, 4, 6, –, 5, 7, 6, 8, –, 7, 9, 8, 10, –, 9, 3, 10, 1. Vergeet de streepjes niet. Schrijf dan achter de eerste vier cijfers vier korte regels. De regels rijmen niet. Ga geen lettergrepen tellen. Bijvoorbeeld:

1 Een kerkhof is eng

2 Al die kisten in de grond

3 Al die doden in hun kisten

4 En dan midden in de nacht

-

De volgende strofe is:

2 Al die kisten in de grond

5 …....................................

4 En dan midden in de nacht

6 …....................................

-

Wat kan er op regel 5 en 6 komen te staan? Bedenk dat zelf.

Schrijf zo een pantoum van vijf strofen. Het is een kwestie van puzzelen, je fantasie gebruiken, iets durven opschrijven en er plezier in krijgen.

De kinderen kunnen ook pantoums schrijven van drie, vier, zes of meer strofen. Dit zijn dan de schema’s:

3 strofen 4 strofen 5 strofen 6 strofen
1
2
3
4

2
5
4
6

5
3
6
1
1
2
3
4

2
5
4
6

5
7
6
8

7
3
8
1
1
2
3
4

2
5
4
6
-
5
7
6
8
-
7
9
8
10

9
3
10
1
1
2
3
4

2
5
4
6

5
7
6
8

7
9
8
10

9
11
10
12

11
3
12
1

Jordy (groep 8) schreef deze pantoum:

1 Een kerkhof is eng
2 Al die kisten in de grond
3 Al die doden in hun kisten
4 En dan midden in de nacht

2 Al die kisten in de grond
5 Stevig dichtgeschroefd
4 En dan midden in de nacht
6 Gaan die kisten open

5 Stevig dichtgeschroefd
7 Voor altijd in het donker
6 Gaan die kisten open
8 Komen er geraamtes uit

7 Voor altijd in het donker
9 Magere skeletten
8 Komen er geraamtes uit
10 Met rammelende botten

9 Magere skeletten
3 Al die kisten in de grond
10 Met rammelende botten
11 Een kerkhof is eng

Brugklasser Dieuwke schreef:

1 de hemel is mooi
2 dat zei mijn oma
3 het is er altijd lente
4 met kleurige bloemen

2 dat zei mijn oma
5 ze verlangde ernaar
4 met kleurige bloemen
6 in een geurig weiland

5 ze verlangde ernaar
7 daar samen te zijn
6 in een geurig weiland
8 met haar hele familie

7 daar samen te zijn
9 en feest te vieren
8 met haar hele familie
10 en mijn opa erbij

9 en feest te vieren
3 het is er altijd lente
10 en mijn opa erbij
1 de hemel is mooi

Links   terug naar boven

Bette Westera en Sylvia Weve maakten zelf ook lessugesties bij hun eigen boek:
www.gottmer.nl/kinderboeken/blog/lessuggesties-en-kleurplaten-voor-doodgewoon/

Andere aardige links:

www.bettewestera.nl

www.woutertjepieterseprijs.nl

www.gottmer.nl

www.janvanschaik.nl

www.kjoek.nl

www.leesplein.nl

www.literatuurplein.nl

www.leesfeest.nl

www.achterderegenboog.nl/kinderen

© Stichting Woutertje Pieterse Prijs, 2015
Doodgewoon werd bekroond met de Woutertje Pieterse Prijs. Deze lestips werden gemaakt in opdracht van de St. Woutertje Pieterse Prijs en financieel mogelijk gemaakt door sponsor Bruna.

Afdrukken en overnemen van de lestips wordt aangemoedigd, mits met bronvermelding.

Voor opmerkingen n.a.v. de lestips: stuur een email aan lestips@woutertjepieterseprijs.nl.