> Juryrapport
< Home |
Juryrapport Woutertje Pieterse Prijs 2009De weg naar het noorden loopt over een bevroren zeestraat naar de ijsberen. Een jongen belandt in het westen na een krankzinnige treintocht door het midden van de wereld. Een wetenschapper gaat met een schip de wereld rond op zoek naar onbekende dieren. In het Verre Oosten stijgen elke avond nachtegalen op tot boven de wolken. Goede literatuur, ook die voor kinderen, opent vergezichten. De boeken waaraan bovenstaande beelden zijn ontleend, doen dat bijna letterlijk door de lezer mee te nemen op een verre reis. Deze boeken – de titels worden zo genoemd – zijn vorig jaar verschenen en samen met vele andere kinderboeken en jeugdboeken beoordeeld door de jury van deze prijs. De jury deed dit met veel genoegen en stijgende bewondering – maar daarover straks veel meer. Natuurlijk, elk boek is een reis. Een reis door de verbeelding en een reis door de werkelijkheid zoals die is verbeeld door schrijver en tekenaar. Wat opvalt in de oogst van het afgelopen jaar is dat in veel van de interessantste boeken ook werkelijk verre landen worden aangedaan. En dat bij al die reizen steeds weer een ander spel wordt gespeeld met de werkelijkheid en de verbeelding. Hier wat voorbeelden om dit toe te lichten. In De gelukvinder van Edward van de Vendel en Anoush Elman reist een Afghaanse jongen met veel omwegen naar Nederland. Dit is een reis door de harde en rauwe werkelijkheid en het verhaal is grotendeels waar gebeurd. De verbeelding is hierbij het instrument van de schrijver om de lezer het idee te geven: dit heeft echt zo plaatsgehad. Aan de andere kant van het spectrum zit Het geheim van de keel van de nachtegaal van Peter Verhelst en Carll Cneut. Deze sprookjesachtige bewerking van een sprookje is een reis door de verbeelding. De werkelijkheid is hier niet meer dan een magazijn van herkenbare personen en objecten, die het de lezer mogelijk maken te blijven geloven in het ongelooflijke. Tussen deze twee polen zitten twee boeken, die de lezer nadrukkelijk foppen met de begrippen ‘echt’ en ‘verzonnen’. In Tjibbe Tjabbes’ wereldreis van Harm de Jonge en Fiel van der Veen krijgt een volkomen verzonnen bootreis de suggestie van authenticiteit door gefingeerde documenten en quasi-historische afbeeldingen. Precies het omgekeerde gebeurt in En iedereen ging op zijn mieren zitten van Paul de Moor en Sabien Clement, waarin het levensverhaal van een Zweedse stoelontwerper wordt gepresenteerd als een sprookje. Deze voorbeelden maken duidelijk dat het aanbod van kinder- en jeugdliteratuur het afgelopen jaar heel gevarieerd en origineel was. De oogst was zo rijk, dat de jury lang en grondig heeft moeten discussiëren. Niet alleen was de gemiddelde kwaliteit hoog, ook waren er behoorlijk wat uitschieters. Dat is een teken dat het goed gaat met de Nederlandstalige literatuur voor kinderen en bijna-volwassenen. Wie praat over kwaliteit van de literatuur, stelt zich twee vragen. Hebben de schrijvers en tekenaars de lezers wat te vertellen? En doen ze dat op een originele en overtuigende manier? Het antwoord luidt twee keer ‘ja’. De inhoud van veel boeken is rijp, om niet te zeggen ‘volwassen’, terwijl tegelijkertijd wordt geëxperimenteerd met inventieve vormen – zoals de bovenstaande voorbeelden al een beetje laten zien. In de verbeelding en in werkelijkheid durven de auteurs grote, verre reizen aan. Een boek dat opviel door de dwingende en volwassen inhoud was De gelukvinder van Edward van de Vendel en Anoush Elman. Een Afghaanse asielzoeker ontvlucht de terreur van de Taliban en komt na vele omzwervingen terecht in de doolhof van het Nederlandse vreemdelingenbeleid. Het is een avontuurlijk jongensverhaal, dat tegelijkertijd wrange doorkijkjes biedt op de wereld van nu. Het drama van Afghanistan wordt overtuigend gecombineerd met jeugdcultuur, Bollywood met schooltoneel. De roman is knap gecomponeerd rondom het toneelstuk dat de hoofdpersoon schrijft over de odyssee van zijn familie. Het boek biedt de schrijvers de mogelijkheid om tijdens de helse vlucht naar de vrijheid tal van personages te laten opduiken, die niet snel uit je herinnering verdwijnen. Dat de tragische gebeurtenissen worden afgewisseld met grappige anekdotes maakt het schokkende boek alleen maar geloofwaardiger. De Gelukvinder is de Nederlandse variant op What is the what van Dave Eggers en kan deze vergelijking makkelijk doorstaan. Een boek dat opvalt door zijn vorm is Tjibbe Tjabbes’ wereldreis van Harm de Jonge en Fiel Venius, zoals de tekenaar Fiel van der Veen voor de gelegenheid heet. Dit Latijnse pseudoniem is typerend voor de originele opzet van het verfrissende en unieke boek, dat wordt gepresenteerd als een teruggevonden reisjournaal. Het journaal heeft een grote educatieve waarde en beschrijft de ontdekkingsreis die ene Tjibbe Tjabbes in de achttiende eeuw zou hebben gemaakt op een boot. Schrijver en tekenaar hebben zich samen uitgeleefd in dit pseudodagboek met reisnotities, beschrijvingen en tekeningen van fabeldieren, oud gemaakte brieven, quasi-historische portretten en foto’s van artefacten en opgezette dieren. Vooral de tekeningen lijken opvallend authentiek. Voor een dergelijk prachtboek moeten auteur en de illustrator intensief samenwerken. Of beide disciplines moeten verenigd zijn in één persoon, zoals Ted van Lieshout die ook nog eens vormgever is. In Twee ons liefde toont Van Lieshout zijn vakmanschap met speelse gedichten, kunstige illustraties en een spitsvondige opmaak. Het resultaat is een klein, origineel kunstwerkje, waar je ook nog dikwijls om moet lachen. Van Lieshout beschrijft een kleine reis, de tocht van een jongen die naar de winkel gaat met een boodschappenlijst – tevens de inhoudsopgave van het boek. In een ritmische praatstijl klinken de gedachten van de jongen, die het bijvoorbeeld vreselijk vindt om met wc-papier rond te lopen: ‘zodat iedereen op straat ziet wat het/ is en denkt: nou zeg, dát kind gaat/prinsheerlijk zitten poepen!’. De jury moest hier prinsheerlijk om lachen. Het lijkt misschien alsof de jury alleen gecharmeerd is van ambitieuze boeken die veel overhoop halen. Maar dat is niet zo. Soms is het goed uitwerken van een eenvoudig idee meer dan genoeg. Zoals in De jongen die zijn brood knipte, een prentenboek van Annemarie van Haeringen, die vooral faam heeft verworven als illustrator. Kleine kinderen houden niet van korstjes aan hun boterham, dus wat doen de ouders? Ze knippen de korsten eraf. Kinderen houden er wel erg van om van alles en nog wat te knippen, liefst dingen die niet mogen. Van Haeringen werkte dit gegeven uit met een jongen die steeds ongelooflijker dingen knipt. Op het laatst knipt hij een vriendinnetje en overhandigt hij zijn schaar aan haar. Een mooie vondst: het boek houdt op terwijl wij ons een nieuw, fantastischer avontuur verbeelden. Bij deze prijs wordt geen onderscheid gemaakt tussen Nederland en Vlaanderen. Toch roemt de jury het grote aantal Vlaamse schrijvers, dat ons dit jaar trakteert op bijzondere avontuurlijke verhalen en zich daarbij waagt aan uitgesproken vormen. Van een ingehouden monologue intérieur tot een bijna schreeuwende aanklacht, van een lange dialoog tot een palet van stemmen, van een boek dat eruit ziet als een plaatjesalbum tot een expeditieverslag met foto’s. Een heel dwingende inhoud heeft bijvoorbeeld de goed gedocumenteerde, aangrijpende roman Nestvallers van Lies Bate over Gentse weeskinderen die in de jaren dertig in het zogeheten ‘kulderhuis’ woonden. Met mooie vertelstemmen doen de overtuigend neergezette personages beurtelings het woord en schetsen zo de eenzaamheid en het strenge regime. Huiveringwekkend is bijvoorbeeld de beschrijving van een driejarige die wordt gedwongen te eten, een scène die de ondergang van een personage inleidt. De enige ontsnappingsroute loopt via de fanfare, die een slimme rode draad in het verhaal vormt. Het boek biedt een treffend tijdsbeeld en is een ontroerend document humain. Wie de laatste bladzij uit heeft, krijgt de neiging om de proloog en ja meteen het hele boek opnieuw te lezen. Een geslaagd vormexperiment is En iedereen ging op zijn mieren zitten van Paul de Moor en Sabien Clement. De schrijver en de illustrator hebben hun fantasie alle ruimte gegeven bij het verhaal over de bevlogen Zweedse meubelontwerper Ake Axelsson, die voor iedereen een speciale stoel maakt: een vlinderstoel, een reeks mierenstoelen. Elke stoel die hij bedenkt moet de bezitter dan wel de ‘zitter’ gelukkiger maken, vindt Ake: ‘Hij droomde de dingen tot ze echt werden.’ Dat laatste kan gezegd worden van de makers. De Moor schreef in een zeer beeldende stijl, Clement maakte sobere, etherische illustraties. In de afbeeldingen zijn ontwerpen van werkelijk bestaande stoelen en voorwerpen als koffiekannen te herkennen. De sfeer is ijl, onwezenlijk en verlangend. De vormgeving is spannend, alleen al door het omslag van twee stukken karton. Zo wordt een designer tot kunstenaar en visionair. Opvallend is het gevoel van benauwenis waarvan veel Vlaamse inzendingen lijken doordrenkt. Allemaal willen we de hemel van Els Beerten is zo’n beklemmend boek, dat bovendien een sterke en oorspronkelijke vorm heeft. Vier jeugdige personages vertellen beurtelings het verhaal van collaboratie en verzet in een Vlaams dorp tijdens de Tweede Wereldoorlog. Elk personage heeft zijn eigen spreekstijl en zijn eigen geschiedenis, die steeds meer verweven raakt met de geschiedenis van de anderen. De roman geeft zo een caleidoscopische beeld van jonge mensen die worstelen met waarheid en leugen, schuld en onschuld. De muziek en de fanfare zijn ook in deze roman de lichtstraal in de duisternis en een knap leitmotiv. De taal van Beerten is sober maar heel precies. De beschrijving van een vernietigend bombardement in Duitsland is even overtuigend als de vinnige dialogen. Elk karakter komt uit de verf; zelfs de koe is van vlees en bloed. ‘Ze hebben godverdomme Astrid meegenomen’, zegt iemand. De koe kan in zijn redeloosheid nergens iets aan doen, zoals ook het geval lijkt met de menselijke personages, die wel met rede zijn begiftigd. Allemaal willen we de hemel is een monumentaal jeugdboek. Hoewel jeugdboek? Door de thematische gelaagdheid en de ingenieuze compositie behoort de roman van Beerten tot het groeiende aantal boeken dat niet alleen kinderen en jongeren aan zich bindt, maar ook tot de volwassenenliteratuur kan worden gerekend. Dat geldt misschien nog sterker voor Het geheim van de keel van de nachtegaal van Peter Verhelst en Carll Cneut. Dit schitterende prentenboek kan door werkelijk iedereen worden gelezen en het overschrijdt niet alleen de leeftijdsgrenzen, maar ook de grenzen tussen beeld, tekst en vormgeving. Aan de basis stond het sprookje van Andersen over de Chinese nachtegaal, die eerst wordt vereerd en dan wordt veronachtzaamd. Verhelst en Cneut hebben hun taalbegaafdheid en tekentalent echter zo maximaal benut, dat er een compleet nieuw kunstwerk is ontstaan. De keizerlijke tuin en de stem van de nachtegaal hebben in een klap een nieuw leven gekregen. Dat is het meest opvallend gebeurd in de prenten van Cneut, die een heel eigen en uitbundige draai heeft gegeven aan de Chinese prentkunst. Hij gebruikte atmosferisch perspectief en experimenteerde met technieken als de ombres Chinoises. Blauw, geel en groen zijn de overheersende kleuren in de prenten, waarin voortdurend wordt gespeeld met licht en donker. De ene prent is vol en verzadigd, de andere etherisch en verstild. Met een ragfijne penseel tekende hij de kleding van de hofhouding, terwijl de keizerlijke Tuin der Tuinen een wilde en toch doordachte bloemen- en plantenweelde is, in bijna harde kleuren. De illustraties zijn onvoorstelbaar mooi, haast schilderijen die je zo in een lijstje zou willen ophangen. Toch krijgen de prenten pas echt betekenis door de tekst van Verhelst, die eenvoudig en poëtisch is. De zinnen zijn helder en precies, en komen daardoor met rake klappen binnen bij de lezer. In de woorden klinken de echo’s van de stemmen uit de wereldliteratuur, maar zo mooi vervormd dat de tekst eenvoudigweg literatuur voor kinderen is. Ergens staat er dit. ‘Toen de keizer dit hoorde, glimlachte hij, waarna de kamerheer glimlachte en waarna die glimlach van mond tot mond ging, van kamer tot kamer, door de paleisgangen heen, waarna de glimlach even stokte aan de paleismuren waar de strenge wachters stonden te kijken met een hand op het zwaard. // Maar de glimlach werd een vlinder en kon zo verder reizen tot in de uiterste hoeken van het keizerrijk.’ Hier reizen de verbeelding en de werkelijkheid hand in hand. Het beeld van de glimlach die als een vlinder verder reist is niet alleen poëtisch, maar maakt ook duidelijk hoe groot de afstanden zijn in het rijk en hoe sterk het centrale gezag. Elders is de taal bezwerend, bijna mantra-achtig. Dan is het weer grappig, zoals de beschrijving van de kruiperigheid van de kamerheer. Bovenal is de tekst in harmonie met het beeld. Dat komt door de uitstekende vormgeving, die ver uitsteekt boven het vaste stramien van plaatje-praatje. De eerste pagina’s zijn kale tekst, die de fantasie over de tuin op gang brengen. En dan is er plotsklaps een spetterende prent van de keizerlijke tuin, die overeenkomt met of afwijkt van de eigen verbeelding – maar die in elk geval prikkelt. De beheerste corpsgrootte maakt dat kinderen zich serieus genomen kunnen voelen. Als klap op de vuurpijl is dit zeer goed verzorgde boek ook nog eens goud op snee gedrukt. De jury heeft dit jaar veel boeken genoemd. De kwaliteit van, en de verbeeldingskracht in het grote aanbod van kinder- en jeugdboeken dwongen ons daar welhaast toe en wij vonden dat het grote aantal uitschieters niet ongenoemd mocht blijven. De oplettende luisteraar zal echter hebben gemerkt dat het enthousiasme in de toon van de jury varieert en nu, aan het einde van dit rapport, haar hoogtepunt bereikt. De jury wil er geen misverstand over laten bestaan dat zij Het Geheim van de keel van de nachtegaal beoordeelt als een volmaakte symbiose van beeld, tekst en vormgeving. Het boek is een ultieme reis door de verbeelding. Daarom heeft de jury besloten dit boek te bekronen met de Woutertje Pieterse Prijs 2009. Amsterdam, 5 maart 2009 De juryFemke Halsema, voorzitter |